10 APRIL 1986 234 afgesproken dat de verbeteringen, die wij teweeg hebben ge bracht en waar niet alleen vanuit het college, maar ook vanuit de bedrijfsvoering naar gestreefd wordt, niet zouden worden ge continueerd. Dat is wel heel uitdrukkelijk de bedoeling. Met be trekking tot de geschillencommissie en de consumentenbond het volgende. Dat is uitdrukkelijk aan de orde geweest. Ik heb de vraag gesteld aan de P.N.E.M., in het overleg is de consumenten bond genoemd. Is dat mogelijk voor een wijziging vatbaar? Wij hebben daar het navolgende over afgesproken. Wel degelijk is be doeld, en daar wenst de P.N.E.M. ook niet van af te wijken, dat het toch de consumentenbond te s-Gravenhage is, die gekozen is als partner. Er is eveneens heel nadrukkelijk aan de orde ge weest en afgesproken, dat dezelfde consumentenbond een vertegen woordiger kan kiezen, die voortkomt uit de bestaande organisa ties van consumenten in de Bredase samenleving. Dat is de af spraak die we hebben gemaakt en daarmee menen wij als college te kunnen leven. De commissie van geschillen blijft, en dat is ook volstrekt ongewijzigd gebleven, een commissie van advies. De P.N.E.M. is niet bereid een orgaan in het leven te roepen dat op dit soort zaken beslissingsbevoegdheid zou krijgen. De tekst blijft wat dat betreft staan zoals het er stond. Er komt een advies van een commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de consument, van het bedrijf en van het college. De ver- bruikersraad moet U niet in een ander daglicht stellen. Tot op dit moment en ook na de aanname van dit voorstel door Uw raad, blijft het in het voornemen liggen om een soort verbruikersraad in het leven te roepen in Breda als opvolger van de eertijds be roemde A.C.V. Aan de rol die het energie- en waterbedrijf is toebedeeld in het hele kader van het schuldensaneringsbeleid wat door Uw raad is vastgesteld, wordt niet gemorreld. Het is heel nadrukkelijk mede een bedrijfsbelang. Het kan voorkomen dat afnemers van het energie- en waterbedrijf op enigerlei wij ze niet aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen. Het Enwa participeert dan ais bedrijf in het overleg met organisa ties inzake de regeling, die we voor Breda in het leven hebben geroepen ten aanzien van schuldsanering, schuldvergelijking etc. Het Enwa neemt daarin deel om daarvoor zo goed mogelijke oplossingen te vinden. Ik ben en blijf nog steeds van mening dat het dan niet uiteindelijk het Enwa moet zijn, die op eni gerlei wijze zelf de schulden oninbaar verklaart. Als het ge meentebestuur van Breda en Uw raad vinden, dat er op een bepaal de manier individuele consumenten te hulp gekomen moeten wor den, gebeurt dat niet op kosten van het energie- en waterbe drijf, maar daarover bestond geen verschil van mening. De heren De Hoogh en Van den Wijngaard vragen of wij voldoende mogelijk heid houden om initiatieven ten aanzien van alternatieve ener gie te ondersteunen. Daarover bestaat geen enkele onduidelijk heid meer. Over het vraagstuk van de I.Z.A. en het l.Z.R. het volgende. Wat is er feitelijk aan de hand? Het I.Z.A. heeft op dit moment de werknemers van het Enwabedrijf tot haar clientè le. 230 Personeelsleden gaan nu, als gevolg van eventuele over dracht, van het I.Z.A. naar het l.Z.R. Dat is een doelgroep waar eventueel enig financieel voordeel uit voortkomt. Het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 234