9 JANUARI 1986 24 echter aan de andere kant ook de tijdsruimte om eens te bekij ken hoe nauw die bereidheid ligt van de corporaties in de niet wettelijke zin. Als de corporaties de gemeente om medewerking vragen ter verkrijging van een structurele inkomensstroom, dan vind ik dat heel legitiem en heel begrijpelijkIk vind ook dat de corporaties duidelijkheid moeten bieden over de vraag in wel ke mate zij bereid zijn speciaal of specifiek met deze geld stroom om te gaan, in die zin dat daar sprake is van besteding na goed overleg met het gemeentebestuur. Op dat punt vind ik het antwoord van de wethouder onvoldoende. U zou wat mij be treft in de commissie van aanstaande woensdag duidelijkheid kunnen scheppen over de vraag hoe nou die samenwerkingsrelatie ligt ten aanzien van dit soort zaken. De heer SCHARFF Voordat ik in algemene termen nog even terugkom op het antwoord van de wethouder in eerste termijn, heb ik nog een concrete vraag, omdat mij iets opviel in zijn betoog. Hij had het over 11 februari maar daarna kwam hij ineens met een termijn van twee maanden. Ik begrijp niet waar die vandaan komen, want als dat zo is, dan is die termijn al lang verstreken. Hoe dat nu zit, is mij niet duidelijk geworden. U zegt dat U bereid bent in de commissie het een en ander nog eens nader uiteen te zet ten. Ik denk dat we daar voor de besluitvorming van vanavond erg weinig aan hebben. U vraagt nu wel aan ons om hier al dan niet akkoord mee te gaan. Op zich kan ik daar niets mee doen. Ik vind het aardig dat U dat nog eens wil doen maar het is niet de kern van de vraag. Ik denk dat we een besluit moeten nemen op grond van volledige informatie en die ontbreekt in ons ge val. In de tweede plaats schermt U regelmatig met het belang van de volkshuisvesting. Uiteraard is dat een belang wat wij ook zullen moeten ondersteunen. Alleen zegt U van de andere kant ook steeds dat er bepaalde risico's zijn. Ik vind dat we over het belang van die volkshuisvesting enerzijds en die risi co's anderzijds duidelijk tegen elkaar moeten zeggen wat het precies inhoudt. Nogmaals, aan Uw kant zal het duidelijk zijn, maar aan onze kant is het dat niet. Ik vind ook dat het vanuit onze positie niet verantwoord is om akkoord te gaan met een voorstel, waarvan wij de consequenties werkelijk niet goed kun nen overzien. Als U dan zegt dat de corporaties van ons verwach ten dat wij daar onze medewerking aan verlenen, dan zeg ik dat ze dat uiteraard verwachten. Maar U moet niet vergeten dat wij uiteindelijk als gemeente een gedeelte van het risico in feite op onze nek nemen. Onze positie is veel moeilijker dan die van de corporaties. Die kunnen er in feite alleen maar beter van worden. Dus dan is het nogal logisch dat die meteen op de stoep staan om te zeggen van gemeente doe even je best. Ik ben blij dat de heer De Hoogh ook pleit om te komen tot een uitstel zo dat we alle knelpunten nog eens goed op een rij kunnen zetten. Het lijkt me echt in het belang van de volkshuisvesting en van Breda om dat toch te doen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 24