24 APRIL 1986
271
zich te houden aan wat de wet zegt. De heer Brokx kan niet zeg
gen: Breda, laat je eigen woningbedrijf maar bouwen wanneer de
corporaties dat persé niet zouden willen. Wat de democratise
ring betreft, heb ik er alle vertrouwen in dat de manier, waar
op gewerkt is en wordt bij het woningbedrijf met de verschil
lende comités in allerlei complexen, al laat zien dat er een ze
kere kadervorming bij de huurders is. Wanneer je een vereni-
gingsvorm hebt en in dat kader mensen probeert te betrekken bij
het bestuur van de vereniging, zal dat vrij gemakkelijk gaan.
De denklijnen lopen, laten we zeggen wat U de bovenkant noemt
en wat feitelijk gebeurt bij de huurders, de onderkant, paral
lel. Daar hoeft U zich geen grote zorgen over te maken. De he
ren Bokkelkamp en De Bruijn hebben in feite een uitgebreide
stemverklaring gegeven. Ze hebben geen vragen gesteld. De heer
Scharff zegt dat hij akkoord kan gaan onder twee voorwaarden.
De eerste is dat er een onderzoek moet komen; dat komt er
niet. De tweede is dat de woningwetwoningsituatie niet bespreek
baar verklaard moet worden en dat doet een aantal deuren bij
het rijk dicht. Op dit moment willen wij dit niet, omdat we dan
van het rijk te horen zullen krijgen, als jullie nergens over
willen praten, willen wij dat ook niet; los het maar op. Je
zult toch in een totaalsetting moeten praten over een aantal mo
gelijkheden en kijken in hoeverre je van die mogelijkheden wel
of geen gebruik maakt. De beide voorwaarden moeten vanuit de on
derhandelingssituatie waarin ik zit en vanuit de politieke si
tuatie die we al vaak besproken hebben, met nee beantwoord wor
den. Desalniettemin hoop ik dat de P.P.R. toch zijn steun aan
het voorstel zal geven. Het is voor Breda belangrijk genoeg.
De heer SCHARFF
Ik heb ook namens mijn fractiefederatiegenoten gesproken. U
zegt beide voorwaarden niet te kunnen aanvaarden. Inzake het on
derzoek zie ik nu werkelijk het verband met de onderhandelings
positie naar het rijk toe niet liggen. Dat onderzoek is een in
terne zaak voor de Bredase raad. Ik heb daar vanuit onze frac
tie al vier jaar over gepraat. Iedere keer wordt het weer om al
lerlei prachtige redenen afgewezen. Ik kan daar echt niet mee
akkoord gaan en ook niet met de motivering die U daaraan
geeft. Over het bespreekbaar maken van de verkoop van woning
wetwoningen voor het rijk, of het gegeven dat als wij het niet
zouden doen, dat een reden zou zijn voor het rijk om te zeggen:
jullie bekijken het maar in Breda, ben ik niet overtuigd. U
zegt zelf dat het een setting is van dingen waar je even over
praat. Als je van één ding zegt dat we dat feitelijk niet ac
ceptabel vinden, lijkt me dat geen dwingende reden om daar op
dit moment vanaf te zien. Ik kan met Uw beantwoording geen kant
uit
De heer SIMONS
Ik heb niet zoveel behoefte om met de heer Welschen de discus
sie uit de commissievergadering over wel of niet kunnen bouwen
van nieuwbouw door het woningbedrijf opnieuw te voeren. Ik ben
het met hem eens als hij zegt dat de heer Brokx niet buiten de