24 APRIL 1986
308
Wethouder SANDBERG
Het zal de fa. Van der Valk goed doen, dat zo'n grote meerder
heid van de raad kan instemmen met het voorstel. Of dat voldoen
de is om U allen uit te nodigen voor een etentje met drankge
lag, weet ik niet. We zullen het daar maar niet vanaf laten
hangen. Met betrekking tot het privatiseringsbeleid het volgen
de. De heer De Hoogh en ondergetekende blijven daarover van me
ning verschillen. We hebben een beleid, dat is vastgelegd en af
gesproken met de raad. Iedere keer zullen wij bij individuele
voorstellen de voors en tegens aan Uw raad bekend maken, U een
keuze trachten voor te leggen en U tot een keuze doen verlok
ken. Dat is een beleid. De heer De Hoogh heeft het liever over
een dikke nota: hoe moet je nu met privatisering in zijn alge
meenheid omgaan. In de praktijk blijkt echter, dat een derge
lijk spoorboekje niet is te maken. Ieder individueel geval van
privatisering moet op zijn eigen merites worden beoordeeld. Dat
is ons beleid. Mijnheer De Hoogh blijft dat geen beleid noemen,
maar daarover blijven de heer De Hoogh en ondergetekende van me
ning verschillen.
De VOORZITTER
Ik breng in stemming het gewijzigd besluit wat U op Uw tafel
hebt aangetroffen. Dat heeft alleen iets te maken met de juiste
naam van de koper.
Akkoord, met de aantekening dat de aanwezige leden van de
P.S.P. geacht willen worden te hebben tegengestemd.
138. VERKOOP PERCEEL GROND AAN FINA TER UITBREIDING VAN BE
STAANDE FILLING AAN DE CLAUDIUS PRINSENLAAN GECOMBINEERD
MET OPHEFFING FILLING OUDE VEST EN CLAUDIUS PRINSENLAAN.
139. VOORBEREIDINGSBESLUIT VOOR HET GEBIED HOEK BARONIELAAN/-
GRAAF ENGELBERTLAAN.
Akkoord
96. ORGANISATIE VAN EEN DRUGHULPVERLENINGSINSTELLING VOOR
BREDA E0
Mevrouw BROSKY-WESTDORP
Met als basis de uitstekende en helder geformuleerde nota's, ge
noemd in het preadvies, is het onderhavige voorstel en de daar
in genoemde beleidslijnen de juiste reactie en actie daarop.
Dit voorstel beperkt zich echter tot de zorgfunctie met betrek
king tot de verslaafden. Er wordt sub 2 wel even gesproken over
aansluiting bij het uit hoofde van andere disciplines gevoerde
beleid. Door dit voorstel niet in de commissie Algemene Zaken
te behandelen, lijkt het college het zwaartepunt te leggen op
de aanpak van de drugsproblematiek in de sectoren volksgezond
heid, welzijn en maatschappelijk herstel en niet in die van de
politie en justitie. Het is wel duidelijk dat het verschillende
beleidsterreinen betreft, maar waar liggen de grenzen tussen
hulpverlening enerzijds en het justitieel en politioneel beleid