26 JUNI 1986
daarover met de corporatie al overeenstemming is. Die is er
niet; wel voor het jaar 1987. We hebben tegen elkaar gezegd dat
we in juni het vervolggesprek over 1988 en later zullen entame
ren. Dat overleg hebben we vanmiddag gehad. Het was een heel ge
zellig gesprek, maar we zijn er natuurlijk niet in één keer uit
gekomen, mede omdat we de contingenten voor die jaren niet ex
act kennen. We hebben wel uitdrukkelijk over de kwaliteit van
projecten gepraat en gekeken wie daar claims op legt. Die zaken
lopen wel. Als het overleg over de nieuwbouw-contingentenze
ker voor de komende jaren, op een redelijke manier kan worden
afgerond, is daarmee - en dat hebben de corporaties ook met zo
veel woorden geschreven - het belangrijkste bezwaar van hen te
gen de onduidelijkheid over de verzelfstandiging van het woning
bedrijf weg. Ik meen dat te mogen vertalen als, wanneer die hob
bel genomen is en ik verwacht dat dat kan, de corporaties dan
niet meer dwars zullen liggen. Ze zullen gewoon zeggen, dat ze
dat accepteren als een gegeven. Dat betekent dus dat we daar
over met elkaar overeenstemming zullen moeten bereiken. Dat is
één lijn. De andere lijn is: hoe ga je publiekrechtelijk met de
corporaties om? Wij hadden een knelpuntenoverleg dat gedurende
lange tijd eens in de veertien dagen en later eens in de maand
plaatsvond. Daarin kwamen met name die projecten aan de orde
waar iets mee aan de hand was. We hebben daarnaast gaandeweg
een beleidsoverleg, maar wel ad-hoc, ingevoerd. We hebben ten
slotte een hele reeks nota's, dat hebt U ook gezien, naar de
corporaties gestuurd en om commentaar gevraagd. Ze zijn dus be
trokken geweest bij het geheel. Lopende tegen de decentralisa
tie van de volkshuisvesting en de landelijke discussies over
dat punt tegen de wens om de corporaties verantwoordelijkheid
te geven op punten waar ze van te voren invloed hadden, hebben
we gezegd dat het verder moet gaan. Wat we geprobeerd hebben,
is een overeenkomst te maken waarbij de corporaties over alle
dingen, die voor hen van belang zijn, mee kunnen praten ruim
voordat die zaken in besluitvormende zin in de raad komen. Ik
geef U één voorbeeld. Tot op heden was het zo, dat wij in een
plan alles uitgetekend hadden, aangaven dat daar woningen zou
den moeten komen en er kon niet meer gepraat worden over noord
of zuid-tuinen. Dat lag vast, net als de woonomgeving. In de si
tuatie, zoals we die hier voorstellen over de kwaliteit van der
gelijke complexen en de verhuurbaarheid daarvan op termijn,
moet vooraf beter gepraat worden. De mogelijkheid moet bestaan
om het op zo'n plek niet te doen en daar een andere financie
ringscategorie of een andere stedebouwkundige uitleg te maken.
Dat zijn zaken die hier worden voorgesteld en die er in het ver
leden niet waren. Dit geef ik aan als achtergrond van het hele
verhaal. Het zijn twee gescheiden zaken; één in het kader van
de decentralisatie en een redelijk ver gaande samenwerkingsover
eenkomst en als tweede het verhaal over de verzelfstandiging
van het woningbedrijf. Kan de raad geïnformeerd worden over de
voortgang van de onderhandelingen? Zodra daarover iets te mel
den is, zal dat in de commissie aan de orde komen. Daarover
zult U dus geïnformeerd worden. Op zich zijn dat geen onderhan
delingen, want feitelijk hebben we een aanvraag bij het rijk
liggen. Het rijk vraagt straks aan de corporaties hoe zij daar
362