26 JUNI 1936 363 over denken. Wanneer we er onderling een standpunt over hebben, s zullen we dat ter kennis brengen. Ik heb U nu de stand van za- r ken gemeld. Gevraagd is of als straks het gemeentelijk woning- r bedrijf verzelfstandigd is, de relatie tussen het gemeentelijk g woningbedrijf en de gemeente zelf niet te verweven zal zijn. Ik z vertaal dat als: is daar niet een soort voorrangspositie? Op o dit moment is het gemeentelijk woningbedrijf al aan het doen m wat veel organisaties doen wanneer er een verandering binnen de P structuur komt. Zo nu en dan heb ik het idee dat ze al verzelf- v standigd zijn, als ik ze zie afzetten tegen een stadsvernieu- s wingsafdeling enz. Men gaat de eigen verantwoordelijkheid ster- d ker onderstrepen. Wij zullen die onafhankelijkheid handhaven. b Wat dat betreft heeft één gemeente straks vier gelijkwaardige P corporaties op dezelfde afstand van die gemeente. Gevraagd is g of er nog fricties zijn met de corporaties. Krante-artikelen de- h den dit zo vermoeden. Zover als ik het kan inschatten, zijn die d er op dit moment niet. We zijn in de fase nu zo ver als je zou 1 mogen verwachten. Met name de afspraken over de nieuwbouw voor d de komende jaren moeten nog gemaakt worden. Over hoe de beschik- d bare contingenten verdeeld worden, heb ik U net verteld. Zijn d de corporaties, en dan hebben we het over de samenwerkingsover- p eenkomst, akkoord met de eindtekst? Het antwoord is nee, maar s op hun verzoek komt dit nu in de raad. Ze hebben gevraagd om de lijn zo te kiezen, dat ze kunnen werken. We hebben de mogelijk- D heid gecreëerd om de corporaties nog intern te laten praten I over een paar punten en komma's. Dat kunnen ze in september pas a afgerond hebben en dan gaan we de definitieve tekst vaststel- 1 len. Door dit besluit wordt nu duidelijk wat de raad wil. De j corporaties zeggen ook dat het hen goed lijkt en ze kunnen op j die manier aan de gang. Het is op hun verzoek dat het voorstel g is gemaakt in de vorm waarin het ligt. Inzake de vraag over de z machtiging van het college het volgende. Vandaag is door met na- d me de bestuurlijke juridische afdeling gekeken naar het besluit g en men zegt dat het zo een uitstekend besluit is. Op die kennis d verlaat ik me dan maar en ik neem aan dat de amendering die U h vroeg niet noodzakelijk is in de ogen van onze juristen. In de e richting van de heer Garritsen wil ik het volgende zeggen. Ik v ben op zich best bereid om de verslagen ter visie te leggen. d Het lijkt me alleen vreselijk onpraktisch. Ik vind bovendien, w dat ik dat even moet doorpraten met de deelnemers aan het ge- i sprek. Wij hebben nogal wat overleg in allerlei vormen. De n vraag doet zich bij mij voor of al die zaken die erin komen 1 voor de commissie neergelegd moeten worden en kunnen leiden tot n verdere detailzaken, waar de commissie zich mee bemoeit. Dat t heb ik in de commissie ook gezegd. Ik maak geen principieel be- g zwaar. Praktischerwijs zou ik willen voorstellen om het voorlo- d pig niet te doen. Nogmaals, principieel heb ik geen bezwaar, U maar ik moet het wel met de andere mensen afspreken. De tijdige s informatie, wat U in de motie, die ik onder ogen heb gehad, o naar voren brengt, vind ik niet zo'n leuke formulering. Wat dat k betreft bent U echt lang weg. Ik heb de indruk dat, in tegen- w stelling tot de suggestie, die uit de motie blijkt, de raad wel degelijk tijdig geïnformeerd wordt over zaken die op dit gebied

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 363