30 JANUARI 1986 41 De heer Van den Wijngaard heeft naar mijn mening pagina 3 ver keerd gelezen. Er staat niet dat vanaf 1988 een stijging achter af bespreekbaar is maar er staat dat de stijging van het reini gingsrecht als gevolg van het scheiden vooraf en/of achteraf be spreekbaar is. Het is niet de bedoeling mijnheer Van den Wijn gaard dat wij U achteraf confronteren met een stijging van het reinigingsrecht. Ik denk dat U op dat moment het betrokken col legelid de jas zou uitvegen. De heer VAN DEN WIJNGAARD Ik hoor dat we elkaar kennen. Wethouder RöMKENS Al heel veel jaren, mijnheer Van den Wijngaard. We willen de za ken die genoemd zijn op korte termijn op een rij zetten en in derdaad met initiatieven komen. U weet dat er sprake is van een beleidsplan, een activiteitenplan en dat er met name activitei ten zijn in 1986 en 1987- Daarmee kan ik meteen een antwoord ge ven op de vraag van de heer De Hoogh waarom het jaar 1988 geno men wordt als het jaar van een mogelijk bespreekbare verhoging van de financiële effecten. Het is de bedoeling om juist in 1986 en 1987 de hier aangekondigde experimenten uit te voeren en de effecten daarvan aan U voor te leggen. Mede op grond van die effecten willen wij bespreekbaar maken of het verantwoord is of dat via een verhoging van het reinigingsrecht tot uitdruk king kan komen. Het is niet zo dat wij pas in 1988 over verho ging van reinigingsrechten in zijn algemeenheid zouden willen praten, maar juist tegen de achtergrond van de effecten van de voorgestelde maatregelen die in 1986 en 1987 gepland zijn. Dat is de relatie met 1988Verschillende sprekers hebben ook ge sproken over het sporen met het stadsgewestelijk plan. De heer De Hoogh heeft daar een wat cryptische vanzelfsprekendheid in gezien. Ik neem dat graag voor kennisgeving aan en ik waardeer zijn woorden dienaangaande. Het is echter vanzelfsprekend dat je als centrumgemeente aansluiting zoekt op datgene wat je als Stadsgewest doet. Daar is ook duidelijk naar gestreefd. Wat mij verbaast, is de standpuntbepaling van de heer De Hoogh met be trekking tot het papiervoorstelIk vind dat de heer De Hoogh meer leest in het papiervoorstel dan bedoeld is en het verbaast me des te meer omdat ik dat bij de commissievergadering niet in die bewoordingen heb ervaren. De heer De Hoogh is bang voor een overdreven regulering. Ik denk dat het uitgangspunt is dat je een dergelijke benadering pas invulling kunt geven als je een bepaalde structuur hebt van het papier-ophaal-systeem. Dat bete kent niet dat groeperingen die nu papier ophalen, uitgesloten worden, integendeel. Degenen die zich nu bezighouden met papier- ophaal, en dat is ook in de commissie door de heer Van den Wijn gaard uitdrukkelijk naar voren gebracht, zijn degenen die in eerste instantie ook in aanmerking komen voor die vergunning. Waar gaat het om? Het moet niet zo zijn dat op een bepaald ogen blik het interessant wordt om papier op te halen, want als de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 41