30 JUNI 1986
468
tapijten. Het is met name ook, maar niet alleen, de voorbeeld
functie die een bestuurder heeft in deze. Er wordt op een vreem
de wijze met zaken omgegaan, gezien in het verleden. Ik wil ze
niet allemaal oprakelen; onlangs heeft een landelijke krant er
nog iets over verteld. Er zijn natuurlijk allerlei zaken ge
beurd, waarbij de beoordeling door de burgemeester, waar het
toch om gaat, niet is zoals je die zou wensen. Ik vind het jam
mer en betreur het in hoge mate, dat het college unaniem het
voorliggende voorstel steunt. Ik begrijp wel het dilemma waar
je voor zit. Als je zegt: we gaan niet akkoord, dan zitten er
persoonlijke consequenties aan. Het moet heel duidelijk zijn,
dat het college creatief moet zijn. Als het creatief genoeg is
om dit soort zaken uit te geven, moet er op een creatieve ma
nier oplossingen gevonden worden. Ze moet ze zelf op kunnen los
sen en de raad niet de vuile was laten doen. In de commissie is
gezegd, en daar is een duidelijk verschil van mening, door wet
houder Römkens dat het een doelmatige investering is. Mevrouw
Rattink zegt dat het volstrekt niet doelmatig is en daarbij kun
je je aansluiten. Het is heel duidelijk dat je tegen moet stem
men, maar dat we er toch een uitspraak van de raad bij moeten
hebben. Ik keur deze zaak volstrekt af en dien een motie van af
keuring in. Ik wil er nog geen motie van wantrouwen van maken;
dat heb ik wei overwogen. Laten we het houden bij een gele
kaart, want die is op zijn plaats en die is echt heel serieus
gemeend. De motie die bij iedereen bekend is wil ik bij deze in
dienen
De door de heer Garritsen ingediende motie luidt als volgt:
MOTIE 3
De gemeenteraad van Breda in vergadering bijeen op 30 juni
1986, behandelend het voorstel van het college van b. en w. tot
net voteren van een krediet ad f 58.000,-- voor inrichtingskos
ten wacht- en vergaderruimte stadhuis;
stelt vast dat:
1de inrichtingskosten van deze wacht- en vergaderruimte
(excl. de f 93.000,-- verbouwingskosten) onaanvaardbaar hoog
zijn;
2. voor deze kosten verplichtingen zijn aangegaan door de burge
meester zonder dat het college en de raad hem daartoe gemach
tigd had (zie de beantwoording van de vragen van de heer
Berkhout d.d. 26 maart);
3. het college in haar vergadering van 23 april 1986 de uitga
ven achteraf gesanctioneerd heeft middels een voorstel aan
de raad waarin om een krediet wordt gevraagd;
4. voor de ruimten in het stadhuis die nog verbouwd moeten wor
den in de begroting vrijwel geen middelen meer aanwezig zijn
voor inrichting van die ruimten;