25 SEPTEMBER 1986 575 namelijk dat we eerlijk tegenover elkaar en de St.A.R. moeten zijn. Je kunt nu toch geen verhaal vertellen dat het allemaal perfect was. Het is de afgelopen 5 jaar practisch niet tot con tacten tussen de fracties en de St.A.R. gekomen, en de adviezen zijn niet of nauwelijk gebruikt. Ik zeg dat maar omdat ik vind De heer DE ZWART Mag ik de wethouder vragen waar hij dat eerste op baseert. Het tweede kan ik me wel voorstellen. Wethouder WELSCHEN Ik kan me redelijk goed voorstellen waarom de heer De Zwart zo reageert. Ik weet dat een aantal leden van U in de St.A.R. heb ben gezeten en dat die contacten er wel waren. Maar ik zou bij na zeggen dat ik sterk het gevoel heb dat naarmate de geluiden harder, de contacten minder waren en ik geef dat maar aan. Ik kan het wel omzeilen in een beantwoording vanuit het college, maar dan zijn we niet goed bezig. De heer DE BRUIJN Ik zou dat wel graag even aangetoond willen zien. Wethouder WELSCHEN Met betrekking tot de vragen die gesteld zijn, het volgende. Ik loop even de mensen langs. De heer Van de Wijngaard heeft na mens het CDA nogal wat naar voren gebracht. Ik heb net gezien dat de aangekondigde motie van D'66 nu ruimhartig is overgeno men en ook daarop zou ik redelijk eerlijk een eerste commentaar willen geven. Voor de beoordeling van deze motie zou ik dade lijk even willen schorsen als dat zou kunnen. Het C.D.A. zegt: er zou een soort RARO of RAROF of wat dan ook in Bredase termen moeten komen. Dat is een nogal gemakkelijk gestelde vraag, die in de praktijk onuitvoerbaar is. We zitten met het grote pro bleem ten aanzien van de volkshuisvesting. Er is al twee maal geprobeerd om tot zo'n overleg te komen. Daarbij is onmiddel lijk de vraag op tafel gekomen: wie moeten dan aan dat overleg deelnemen? Moet dat meer zijn dan de woningbouwvereniging? Ja, natuurlijk. Daar moeten de makelaars, de huurders, de stadsver nieuwingsmensen, migranten, vrouwen, jongeren, etc. in zitten. Wij zijn er niet in geslaagd om op Bredaas niveau een forum te organiseren wat deze functie kan hebben. We hebben daarvoor in de plaats nu het beleidsoverleg met de corporaties als eerste aanzet. De afspraak met die corporaties is, dat we proberen dat uit te bouwen. Wanneer dat nu binnen 3 maanden moet zijn uitgebouwd alsmede voorzien van advisering op ruimtelijke orde ning, dan vragen we elkaar gewoon veel te veel. Bij de ruimte lijke ordening speelt een tweede probleem. Als je bekijkt wat de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening aan vragen stelt, dan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 575