25 SEPTEMBER 1986 584 De heer De ZWART De Ik zal het proberen kort te doen. Het was in feite de inhoud Ma van mijn tweede termijn, waarin ik die verklaring heb gegeven. mi Waar het de wethouder in zijn beantwoording om gaat is dat hij ti zich optrekt aan de procedures zoals ze in de Wet ruimtelijke da ordening worden weergegeven. Ons idee gaat verder. Wij zeggen: du de stadsvernieuwing kent procedures ten aanzien van vo betrokkenheid bij beleid. De volkshuisvesting tegen de achter grond van de decentralisatie kent procedures ten aanzien van De deze betrokkenheid. Het is te eng als je het alleen optrekt aan U de Wet ruimtelijke ordening die niet meer en niet minder geeft ui dan procedures ten aanzien van betrokkenheid van burgers, project- en probleem-, wijk- en buurtgebonden. Dat is te eng De voor ons. pe V. De VOORZITTER vo Nu moet ik aannemen, dat iedereen duidelijk weet waar hij het over heeft. Handhaaft U nog altijd Uw motie? 26 De heer De BRUIJN De Nog even voor de duidelijkheid het volgende. Ik begrijp nu Al langzaam maar zeker dat de duidelijkheid volledig zoek is. Ie te De VOORZITTER al Als U nu de motie intrekt. U hebt een toezegging van het col- te lege, dat in de commissie gepraat wordt over de mogelijkheden en onmogelijkheden. De De De heer De BRUIJN ge Als U dan de motie overneemt, zou dat toch geen probleem zijn? de De VOORZITTER De Nee, dat kan natuurlijk niet. He De heer De BRUIJN De Daar was ik al bang voor, dus vandaar dat ik hem handhaaf. De Ne heer De Zwart zei, dat de mogelijkheden en de onmogelijkheden vo op een rijtje in het brede kader aangegeven kunnen worden. Daar de staan de mogelijkheden in en de onmogelijkheden blijken daar aa dan wel uit. Alles komt dus op een rij te staan. te om De VOORZITTER ni Een minuut geleden vertelde U het toch anders? We maken er maar li een eind aan. De uitslag van de motie zal toch geen duide- de lijkheid brengen, maar goed, dat is nu eenmaal niet anders. Wie he steunt deze motie? 19 sp aa ti ti

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 584