25 SEPTEMBER 1986
595
Wethouder WELSCHEN
Gezien de diverse besprekingen over dit onderwerp, is het ent
housiasme er een beetje af. We hebben een heleboel dingen bij
elkaar gezet, omdat we het gevoel hadden dat dit echt nodig
was. Het beleid was via deelnota's opgebouwd. Als de raad een
overzicht wil hebben moet dit echt in een kader worden neerge
zet. Nou, U heeft het gezien. Het is niet meer en niet minder
dan dat en de relatieve waardering die er dan toch uitkomt is
plezierig. Er is een hele reeks vragen gesteld, die allemaal
gemakkelijk in het kort te beantwoorden zijn. Mevrouw Van Ber
gen vraagt naar de lijst met medewerkers van openbare werken.
Die hebben wij niet in de nota opgenomen, maar die komt. De
heer Smit is directeur van het woningbedrijf en hij heeft niets
te vertellen op openbare werken. Het moet dus van een andere
directeur komen.
Mevrouw VAN BERGEN-NIJENHOLT
Het moet toch een keer van mijn hart, dat het al meer dan een
half jaar geleden beloofd is en nog steeds niet
Wethouder WELSCHEN
De lijst is wel, maar U heeft hem kennelijk niet. Openbare
werken heeft een nieuwe keurige lijst gemaakt. Ik hoop maar dat
hij komt voordat hij net als nota weer gedateerd en achterhaald
is. In de locatie Hoge Vucht wordt, als het goed is, volgend
jaar concreet gebouwd. In ieder geval lopen er op dit moment én
in de woningwetsfeer én in de premie-huursfeer én in de
koopsfeer nogal wat initiatieven. Het nieuwe beleid, wat de
raad trouwens zelf heeft aangeduid, nl. om de Hoge Vucht mee in
ontwikkeling te nemen op de punten waar dat moest, krijgt dus
volgend jaar effectief vorm. Over de onderhoudsplanning wijst U
terecht op een zorgwekkende situatie voor het onderhoud van wo
ningen. wijst met name op de landelijke situatie, die ook
zeer zorgwekkend is, nlhet bekende verhaal van meer dan 40
miljard. Voor Breda gaat dat dubbel op, omdat én de positie van
minstens één maar eigenlijk wel meer van de sociale beheerders,
financieel erg zwak is en daarnaast het woningbezit van kort na
de oorlog ligt. Wij hebben relatief weinig vooroorlogse woning
en, maar relatief veel woningen van kort na de oorlog. De rege
lingen waren voor die naoorlogse woningen niet altijd vrolijk,
althans voor de woningen die nog geen 25 jaar oud zijn. De
nieuwe regeling, dat is juist, geeft wel wat mogelijkheden daar
voor. Mevrouw Rattink heeft terecht opgemerkt, dat er maar 3000
beschikbaar zijn. Wij zouden er minimaal 300 of wat meer per
jaar van moeten hebben. Hoe worden de 3000 over de provincies
verdeeld? Dat is nu nog niet bekend. Hoe verdeelt de H.I.D. dat
bij de provincie dan weer over de steden? Dat is eveneens niet
bekend. Duidelijk is wel dat ons contact met het ministerie
toch zal leiden tot een zekere voorkeurspositie van dit gemeen
telijk woningbedrijf. Het ministerie en de staatssecretaris
zijn bereid om te proberen dit soort corporaties of beheerders