30 OKTOBER 1986
672
leuzen etc. Hier hebt U een voorbeeld van een probleem dat kan
ontstaan omdat het optreden daartegen geen bevoegdheid van de
burgemeester is maar van justitie. De burgemeester is alleen
bevoegd op te treden tegen ordeverstoringen en dat wordt wel
eens onvoldoende onderscheiden. Men heeft b.v. de burgemeester
van Amsterdam verweten, dat hij niet daartegen opgetreden heeft.
Hij heeft geen enkele bevoegdheid om tegen discriminerend gedrag
op te treden. Hij moet alleen de orde handhaven en het is aan
justitie om dat andere te doen. Dat betekent mijnheer Garritsen,
dat dit een zaak is van goed overleg in het driehoeksoverleg.
Dat staat ook voortdurend op de agenda. We proberen het beleid
op elkaar af te stemmen en wij slagen daar ook in. De heren Van
de Casteel en Garritsen hebben het punt aan de orde gesteld dat
de bevoegdheden van het college van B. W. worden verruimd. Dat
ligt toch in dat spanningsveld: je moet wat doen, maar je mag
niet te ruim met de bevoegdheden omspringen. Dat is natuurlijk
wel zo, maar je kunt ook niet blazen en dan toch het meel in de
mond houden. Als je wat wilt, dan zul je de consequenties daar
van moeten dragen en het vertrouwen hebben in prudente toepas
sing door de verantwoordelijken, die tenslotte aan U verantwoor
ding schuldig zijn. Ongetwijfeld zullen we, wat de heer Van de
Casteel vraagt bij de evaluatie, heel kritisch kijken wat er op
dit terrein in die afgelopen periode gebeurd is en daarbij na
tuurlijk graag met U overleggen en kijken naar de nieuwe aanpak
die voor de deur staat op het terrein van de nadelige effecten
van de drugsbestrijding. Gekeken kan worden of er nog een andere
aanpak in gevolgd kan worden. Ik kom dan bij de heer Garritsen.
In het voorjaar 1987 komt er een rapport met betrekking tot de
situatie N.A.C. via de commissie naar de raad met alle pro's en
contra's. We zullen een belangrijke beslissing ten aanzien van
N.A.C. in al zijn ins en outs moeten nemen. Het is best mogelijk
om dit probleem van openbare orde, politie inzet en kosten daar
bij te betrekken. Ik wil niet zeggen dat dat een beslissende
zaak is. We hebben daar in de commissie over gepraat. Sommigen
vonden dat het eigenlijk toch een beetje marginaal was en niet
helemaal tot het probleem behoort. Niets verzet zich er tegen om
dat punt in ieder geval in de discussie mee te nemen. Ik meen
dat ik de vragen van de heer Garritsen en mevrouw Den Ouden be
antwoord hebt. Met betrekking tot voetbalvandalisme dient zorg
vuldig en terughoudend gehandeld te worden. Ten aanzien van het
drugsinstrumentarium is dat ook nodig. Mevrouw Den Ouden mist
het volgende element in de A.P.V.: wat gebeurt er wanneer er van
localiteiten naar straathandel en van straathandel naar woningen
wordt gegaan. We hebben er over nagedacht, sommige gemeenten
hebben dat wel in de A.P.V. gezet. Wij doen het niet omdat dat
toch een vrij ingrijpende zaak is. Wij vinden bovendien dat ook
het wetboek van strafvordering voldoende instrumentarium biedt
om het binnentreden van woningen onder bepaalde omstandigheden
en waarborgen mogelijk te maken. Wij denken voorlopig, dat we in
goed overleg het woord aan justitie moeten laten; dan zijn er
mogelijkheden om ook woningen te betreden. We vrezen zelfs dat,
wanneer we nu woningen genoemd hadden, dat wel eens zou kunnen
leiden tot vernietiging van de bepaling omdat we dan treden in