24 NOVEMBER 1986 683 ren en het middenkader. Eenzelfde activiteit is eveneens opgezet in de richting van de medezeggenschapscommissie. Omdat de mede zeggenschapscommissie hieraan niet wilde meewerken, is zulks toen niet gerealiseerd kunnen worden. De totale kosten daarvan zijn ook niet te achterhalen. Vervolgens is er het rapport van de begeleidingscommissie. De tot standkoming daarvan is bij Uw raad bekend. Daaraan is uitsluitend gewerkt door vele ambtelijke disciplines en om die reden zijn de hiermee gepaard gaande kos ten niet te achterhalen. Er zijn aktiviteiten geweest vanuit het Nederlands Centrum voor Advies en Begeleiding, de N.C.A.T.B., en de heer Roos voor de ingewijden, gericht op de verbetering van de relatie tussen de leiding en de medewerkers. De conclusie daarvan was, dat een vorm van begeleiding op dit punt mogelijk zou zijn, nadat de 33 besluiten zouden zijn uitgevoerd. De kosten van dat onderzoek hebben ongeveer f 3.000,bedragen. Vraag 5 van de heer Garritsen luidde: welke concrete maatregel gaat het college nemen om de vertrouwenscrisis bij de brandweer op te lossen en op welke termijn? Naar aanleiding van de brief van de medezeggenschapscommissie van 27 oktober, hebben wij besloten aan de gekozen m.c.-leden mede te delen, dat voor ons college de conclusie van hun brief volstrekt onaanvaardbaar is. Op dit moment zijn wij niet tot een gesprek bereid, alvorens zij het overleg hebben hervat. Achten wij het mogelijk, dat de hui dige voorzitter van de medezeggenschapscommissie in functie blijft? Ik verwijs kortheidshalve naar het bepaalde in artikel 8, eerste lid van de verordening medezeggenschap en het regle ment van de verkiezingen voor de medezeggenschapscommissie brandweer, ingevolge waarvan zowel de voorzitter als de plaats vervangend voorzitter van de medezeggenschapscommissie worden gekozen door en uit de leden van de commissie. Het is dus dat orgaan, dat daaromtrent een oordeel dient te vellen. Dat is de meest feitelijke beantwoording van de vragen van de heer Garritsen De VOORZITTER Wij zijn thans toe aan de discussie in tweede instantie, waarbij de heer Garritsen het recht heeft om als eerste het woord te voeren. Ik neem aan dat de heer Garritsen daarvan gebruik wenst te maken. De heer GARRITSEN Uit het antwoord van de wethouder valt af te leiden dat de situ atie die nu ontstaan is, in feite zo blijft. Er zit geen enkel perspectief in dat de huidige situatie wordt opgelost, gelet op de terminologie, die niet alleen hier maar ook door de voorzit ter van de raad in de commissie algemene zaken, is geuit. Feite lijk impliceert die een afwijzing van datgene wat door mij is gevraagd: start een overleg. De conclusies van de gekozen m.c.- leden zijn onaanvaardbaar, wordt gezegd. Ik kan niet anders dan constateren, dat het college eigenlijk niet meer van plan is om het overleg een reële mogelijkheid te geven. Als je deze op stelling gaat kiezen, duw je met name de vakbeweging in een hoek en laat je de mogelijkheden die er zijn liggen. Het beleid, dat het college nu voert, is in feite de doodsteek van de medezeg genschapscommissie van de brandweer. Op langere termijn verziek je de zaak alleen maar verder door deze keiharde opstelling. Er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 683