27 NOVEMBER 1986
710
nooit meer in dit arbeidsproces zullen terugkeren, alle mooie
programma's ten spijt. De regering heeft de terugdringing van de
werkeloosheid als hoofddoelstelling. Wat verwacht de regering
eigenlijk van de gemeentes? Hoe zijn wij als gemeente daarop
ingesprongen of hoe springen we daar alsnog op in? In onze brief
aan het college hebben we al aangegeven, dat de gemeente ook
actief zal dienen in te spelen op de mogelijkheden, die
bijvoorbeeld de wet Vermeend/de Moor biedt. Een motie hierover
dienen we bij deze in. Al die maatregelen voor langdurig
werklozen moeten ingekaderd worden in een eenduidig beleid. Wij
hebben steeds gesteld dat dit een essentieel onderdeel hoort te
zijn van de nota "sociaal-economisch beleid". Wij menen echter
begrepen te hebben dat van dit onderdeel nog niets is meegenomen
in de in december uit te brengen nota. Wij zien een aanzet tot
dit beleid bij de nieuwe Kadernota met belangstelling tegemoet.
Nauwere samenwerking met M.D.S.O. lijkt ons dringend gewenst.
Wij hebben juist die samenhang met sociaal-economisch beleid zo
benadrukt, omdat dit beleid zich niet alleen mag richten op hen
die nog terug kunnen keren naar de arbeidsmarkt. Een verdere
polarisatie van verhoudingen binnen de bevolking dient voorkomen
te worden, door aan oplossingen voor allen te werken. Bij de be
leidsontwikkeling moeten de groepen langdurig werkelozen zelf
uitdrukkelijk betrokken worden; te denken valt hier o.a. aan de
W-groepen. Deze hebben bewezen een essentiële rol te spelen bij
de opvang, de zelforganisatie en de voorbereiding op terugkeer
op de arbeidsmarkt van langdurig werkelozen. Met nadruk willen
we in dit verband nogmaals de aandacht vragen voor de positie
van vrouwen op de arbeidsmarkt. Stedelijke vernieuwing is uit
drukkelijk ook een sociaal proces. Breda als groeistad en als
stad in een afrondende fase van stadsvernieuwing, wordt finan
cieel met de rug tegen de muur gedrukt. Hoe zit het in dat op
zicht met de verantwoordelijkheid van het rijk ten aanzien van
onze groeistadtaak? Ondanks die financiële perikelen zal Breda
inhoud moeten geven aan het beleid ten aanzien van stedelijk be
heer of stedelijke vernieuwing, zoals wij het liever noemen. De
term stedelijke vernieuwing omvat meer dan de behoudende term
beheer. Stedelijk beheer lijkt beperkt te blijven tot beheers
plannen voor een aantal zaken als wegen, groen e.d. Die moeten
er natuurlijk komen, maar er zijn ons inziens twee nieuwe grote
taakvelden:
1. Opnieuw de positie van Breda als stad bepalen.
2. Aanpak van buurten die de hoogste prioriteit hebben, waarbij
dat een integrale aanpak met de bewoners dient te zijn.
Het eerste punt, opnieuw positie bepalen van Breda, moet uitmon
den in een soort structuurschets. Een dergelijke structuurschets
raakt verschillende portefeuilles, bijvoorbeeld het terrein van
de ruimtelijke ordening. Het ruimtelijke ordeningsbeleid van het
rijk en de provincie heeft niet kunnen voorkomen, dat omliggende
plaatsen zich steeds verder uitbreiden. De heer De Zwart heeft
er al eerder op gewezen, dat dat niet de enige oorzaak is van de
trek uit Breda. Het blijft vreemd dat Breda, aangewezen als
groeistad, toch steeds moet concurreren met de randgemeenten.
Wachten op een ander beleid kan in deze niet. Wil Breda kunnen