27 NOVEMBER 1986
731
roerend-goedbelasting jaarlijks worden aangepast aan de verwach
te prijsontwikkeling. Tevens gold volgens deze beleidslijn, dat
gebleken afwijkingen van de geschatte en de werkelijke prijsont
wikkeling bij de tariefaanpassing voor het volgende jaar worden
gecorrigeerd. Tot 1985 is aldus gehandeld. Terugkeer naar deze
methodiek is te meer geboden, als straks de maximale heffings-
grens van de onroerend-goedbelasting wordt opgetrokken of op an
dere wijze tegemoet wordt gekomen aan het limietprobleem, zoals
dat in de brief van Haarlem namens 14 grote steden, waaronder
Breda, wordt gesignaleerd. Verruiming van het gemeentelijk be
lastinggebied versterkt de gemeentelijke autonomie en wordt door
ons om die reden dan ook van harte toegejuicht. Wij vrezen ech
ter, dat de opvatting van het college, nl. dat een andere rege
ling van de heffingslimiet met ingang van 1988 het meerjaren
perspectief gunstig zal beïnvloeden, het gevaar inhoudt dat de
ruimere heffingsmogelijkheid zal worden aangewend om de begro
ting sluitend te maken. Dat kan leiden tot een aanzienlijke las
tenverzwaring, die ons, ook al dalen de kosten van levensonder
houd, volstrekt ongewenst voorkomt. Daarom moet naar onze mening
met ingang van 1988 weer onverkort gaan gelden, dat de tarieven
voor de eigenaren- en gebruikersheffing elk jaar met de inflatie
worden aangepast en dat structurele verhogingen achterwege blij
ven. Graag vernemen wij hierover het standpunt van het college.
Wij rekenen erop, dat het college onze zienswijze bij de
Kadernota 1988 zal betrekken. Om mogelijk misverstand te
voorkomen wil ik er met nadruk op wijzen, dat de al eerder door
de wethouder van financiën gedane toezegging om dit onderwerp
bespreekbaar te maken, voor ons niet voldoende is. We hebben er
alle begrip voor dat het college op dit moment, nu nog begonnen
moet worden met besluitvorming ter voorbereiding van de
Kadernota 1988, niet zover wenst te gaan dat een terugkeer naar
het systeem van inflatie-aanpassing al wordt toegezegd. Wel
menen wijdat het college nu de bereidheid moet uitspreken zich
tot het uiterste in te spannen om de terugkeer naar dat systeem
mogelijk te maken. Dit geldt ook voor de andere gemeentelijke
belastingen, waaronder de hondenbelasting. Die kenden wij in
1975 nog niet, maar die moet onder hetzelfde regime gebracht
worden. Voor de leges en retributies, die rechtstreeks verband
houden met geleverde diensten en waarbij in een aantal gevallen
naar kostendekking wordt gestreefd, kan in voorkomend geval bij
wijze van uitzondering een structurele verhoging aanvaardbaar
zijn. Na deze overwegend financiële beschouwingen wenst de
V.V.D.-fractie nog enkele kanttekeningen te plaatsen bij het in
1987 te voeren beleid. Ronduit ontevreden zijn wij over het
vrijwel volledig ontbreken van een beleidsmatige toelichting op
de diverse begrotingen. De toelichting bij de afzonderlijke
begrotingsposten is in het algemeen ook onvoldoende. Duidelijker
moet worden aangegeven wat de bestemming is van elke raming en
waarom deze eventueel afwijkt van die van het vorige jaar. Aan
deze artikelsgewijze toelichting hebben we echter niet voldoende
om een goed beeld te vormen van het aan de cijfers ten grondslag
liggende beleid. Notities, bij de diverse deelbegrotingen uiter
aard van beperkte omvang, waarin het beleid wordt beschreven,