27 NOVEMBER 1986
737
het jaar 2000. Wellicht is dit politiek nog wat ver van ons bed,
maar de ontwikkelingen rond onder andere automatisering, de in
formatiemaatschappij, het arbeidsbestel, de ontgroening en de
vergrijzing, zullen hun invloed hebben op de toekomst van onze
stad. Uiteraard is het onmogelijk nu reeds over een blauwdruk te
beschikken voor de komende decennia. Het is echter noodzakelijk
om voortdurend bij onze, vaak korte termijnpolitieke besluit
vorming met de lange termijn ontwikkelingen rekening te houden.
Er moet zicht zijn op een perspectief, de toekomstige positie
van de stad Breda. Hierin zal naar onze mening richting moeten
worden gegeven aan de ontwikkelingen binnen onze stad, zowel
stedebouwkundig als cultureel en sociaal. Voorkomen moet worden:
een uitsluitend conserverend beheer zonder flexibiliteit. Wat
wij daarbij onder stedelijk beheer verstaan, hebben wij reeds in
eerdere instantie aangegeven. Een marktgerichte benadering, in
tern en extern, zal daarbij van belang zijn, zonder evenwel daar
bij de maatschappelijke noden onder het vloerkleed te schuiven.
Alles bij elkaar is dit geen gemakkelijke opgave, waar we als
raad gezamenlijk voor staan. De bereidheid om met elkaar op te
trekken, naar elkaar te luisteren, elkaar te informeren en el-
kaars mening te respecteren is daarbij onontbeerlijk. Basis
hiervoor is een goed functionerende raad, inclusief de commis
sies. De voorwaarden hiervoor zullen we zelf moeten creeren,
niet in de laatste plaats via kwaliteitsbewaking van deze raad.
Hierin ligt voor ons allen een verantwoordelijkheid. Wat betreft
onze werkwijze het volgende. Vóór de afgelopen verkiezingen
heeft overleg plaats gehad tussen de fractievoorzitters onder
ling en het college over de verbetering van het functioneren van
het gemeentelijk bestuur. Het opnieuw opstarten van dit overleg
is een belangrijke zaak. Echter, met praten alleen komen we er
niet. Ten aanzien van de controlerende mogelijkheden van de raad
wachten we de toegezegde notitie af. Naast de mogelijkheid die
hiertoe is opgenomen in de comptabiliteitsvoorschriften, zijn de
jaarrekeningen een onmisbaar instrument voor deze jaarlijkse
controle. Drie factoren zullen ons inziens bij de controle in
ieder geval centraal moeten staan: de doeltreffendheid en de
doelmatigheid van de organisatie en het financieel beheer. Naast
deze jaarlijkse controle is het ook van belang de voortgang in
de loop der jaren nauwgezet te kunnen volgen. Aanvullend op'de
hiervoor bedoelde controlefunktie is het naar de mening van D'66
aanbevelenswaardig een vorm van "Fact Finding" te introduceren',
waarbij de mogelijkheid bestaat tot begrotingsbeheer over een
langere periode. Wanneer dit zal plaatsvinden voor de begrotings
behandeling, zal er meer greep mogelijk zijn op de bestedingen.
Een nadere discussie hierover in de commissie financiën en plan
ning lijkt ons zeer gewenst. Reeds in deze raad is aangekondigd
dat intern gewerkt zal gaan worden volgens een zogenoemd "con
tract-management". Een éénduidige invulling van dit begrip is
voor het goed functioneren ervan onmisbaar. Naar onze mening moe
ten de raad en het college hierbij de hoofdlijnen van het beleid
aangeven. Op basis van deze hoofdlijnen worden dan vervolgens
aan de diensten opdrachten verstrekt. Bij deze opdrachten zal
dan tevens aangegeven moeten worden welk activiteitenniveau