1 DECEMBER 1986
786
men, alsmede de taak van de gemeente in deze als initiërende
c.q. stimulerende organisatie. Ten aanzien van het gebruik van
alternatieve energie heeft het accent tot nu toe in sterke mate
gelegen op het particulier initiatief. Inmiddels hebben wij het
initiatief genomen om een haalbaarheidsstudie voor het oprichten
van een windmolen als alternatieve energiebron bij het M.E.C. te
starten. Ik vertrouw er op met deze reactie alle vragen uit mijn
portefeuille te hebben beantwoord en ik zie met belangstelling
de tweede termijn tegemoet.
Wethouder HOFSTé
Ik wil beginnen met het onderdeel cultuur in mijn portefeuille.
Veel is er de laatste weken gesproken en geschreven over kunst
en cultuur in onze stad. In de pers verschenen tal van artike
len. De hoofdlijn erin is de zorg, dat de cultuur op de tocht
staat, de culturele kaalslag, of op onderdelen de zorg om het
Stedelijk Museum. De subsidie ten behoeve van de steunfunctie
kunstzinnige vorming wordt, naar alle waarschijnlijkheid, beëin
digd. Kunstenaars praten over de consequenties van het wegvallen
van de B.K.R. en zijn ook in breder verband zeer bezorgd over
het stedelijk cultureel klimaat. De zorg om de cultuur is een
punt van discussie gedurende een aantal jaren. Bij mijn aantre
den in deze portefeuille stond mij voor ogen een snelle start
met een nieuw beleid, zoals ook in het program-akkoord is opge
nomen. De vanuit 1976 daterende nota "van cultuur naar Kuituur"
is aan herziening toe. Er is sindsdien veel gewijzigd: opvattin
gen zijn veranderd, prioriteiten dienen te worden herzien en or
ganisaties dienen te worden aangepast. Doordat het college zich
indringend heeft moeten bezighouden met het financieel perspec
tief, was het voor mij helaas niet mogelijk met aanzetten van
dat nieuwe beleid naar buiten te treden. Er staat wel een nieuwe
nota kunst en cultuur in de steigers. Tegen die achtergrond is
er inmiddels veel en utopisch gedacht; er is veel overhoop ge
haald, er is werkelijkheidszin betracht en sommige ideeën zijn
op onderdelen uitgewerkt. Uit de gesprekken die we gevoerd heb
ben, gevechten soms, en uit de deelstudies beginnen zich gelei
delijk de contouren af te tekenen van een vernieuwend, aan de
tijd aangepast, gemeentelijk kunst- en cultuurbeleid. Die contou
ren houden geen afbouw van het beleid in, maar inspireren en wor
den gedragen door elementen van visie, perspectief en realiteits
zin. Vooruitlopend op die contourennota, die U zoals is toege
zegd vóór de behandeling van de Kadernota 1988 zal bereiken, wil
ik globaal een aantal gedachten en ideeën schetsen, die hieraan
ten grondslag liggen. Breda, een stad van 120.000 inwoners en
centrumgemeente moet een cultureel centrum zijn. Het gaat daar
bij niet om de culturele voorzieningen apart, maar om een ver
scheidenheid van voorzieningen. Kunst en cultuur geven kleur aan
de stad; het moet een veelkleurigheid zijn, waar ook plaats en
durf moet zijn om nieuwe wegen in te slaan. Breda is daarnaast
een specifieke stad door zijn historie, zijn ligging en zijn
bouw. De belevingswaarde in Breda moet verzorgd, ja, gekoesterd
worden. Een goed cultureel klimaat trekt aan en is, naast van
culturele, ook van economische betekenis voor het wonen, voor