1 DECEMBER 1986 788 en hulsvesting van de Stadsschouwburg en de Muziekschool deelt het college de opvatting dat die problematisch is en dat daarop in de contourennota teruggekomen dient te worden. Inzake het popbe- leid en in antwoord op de vragen van mevrouw Rattink en de heer De Bruijn, en dan wel toegespitst op de subsidiëring M.E.T.R.O., kan ik U mededelen, dat uit de pot culturele uitvoeringen en ma nifestaties vooralsnog voor de duur van 1 jaar, een bedrag van f 10.000,is gereserveerd. Over het beleid voor kunstenaars het volgende. Het wegvallen van de B.K.R. betekent dat de moge lijkheden voor de kunstenaars worden beperkt. Het ligt niet op de weg van het college om een plaatselijk B.K.R.-beleid op te richten. Wel zullen we via versterking van presentatie en verto ningsmogelijkheden bij de verschillende instellingen, gecoördi neerd vanuit De Beyerd, en via het aankopen- en opdrachtenbeleid in de komende jaren, extra aandacht aan de kunstenaars en daar mee indirect aan hun inkomenspositie kunnen besteden. Over de provinciale bezuinigingen op de steunfunctie kunstzinnige vor ming sprak ik al even. De door de provincie aangekondigde be zuinigingen per 1 januari 1987 op dit terrein worden feitelijk geëffectueerd aan het einde van het schooljaar 1986/1987. Het on derwerp is nog ter discussie in de statencommissie cultuur. G.S. heeft zich bereid verklaard nog eens te kijken naar het voor stel. Ik ben nog niet helemaal gerust op het effect; ik ga er maar van uit dat het doorgaat. Indien het ongewijzigd wordt uit gevoerd, dan betekent het dat er f 125.000,voor de Muziek school en f 175.000,voor de Beeldenaar te bezuinigen is. Dat heeft verregaande consequenties voor het aanbod kunstzinnige vor ming in het basisonderwijs. Op dit onderwerp komen we eveneens in de contourennota nadrukkelijk terug. Mevrouw Rattink heeft gevraagd naar het overleg met de gemeentelijke directeuren. Het gestructureerd overleg met de directeuren van de culturele in stellingen heeft inderdaad een tijd op een laag pitje gestaan. Ik wil er ook nu nog eens op wijzen dat het niet van principiële aard is dat het overleg in hoge mate wordt geapprecieerd. Door een veelheid van opdrachten heeft wel met afzonderlijke direc teuren uitvoerig overleg plaatsgevonden. Het overleg is in struc turele zin belangrijk en zal worden gecontinueerd. Ik kom dan aan het onderdeel sport en recreatie. In nagenoeg alle beschou wingen van de fracties is ingegaan op de ontwikkelingen die zich voordoen in de samenleving. Die ontwikkelingen zijn o.a. de ver andering in de samenstelling van de bevolking; de groei van het aantal huishoudens en de toenemende vrije tijd. In Breda moeten we ook constateren dat de gesignaleerde ontwikkelingen van in vloed zijn op het vri jetijdspatroon van de burgers. De vraag naar vrijetijdsvoorzieningen van allerlei niveaus en omvang blijft toenemen en dit alles speelt zich af in een periode waar in de gemeente met minder financiële middelen moet rond zien te komen. Consequentie hiervan is dat wij nog meer dan in het verle den zullen moeten nagaan hoever de taak gaat van de gemeente lijke overheid en hoe die moet worden ingevuld. Tegen die achter grond zal een samenhangende visie op het vrijetijdsbeleid voor de gemeente Breda in de komende jaren moeten worden ontwikkeld. Op het gebied van de openluchtrecreatie kunnen we constateren,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 788