3 DECEMBER 1986 810 motie over dit onderwerp is aangenomen. Naar onze mening heeft die motie haar betekenis nog altijd niet verloren. Deze motie vroeg de bestuurlijke preventie ten aanzien van vandalisme en kleine criminaliteit aan te merken als knelpunt in de zin van de Kadernota. Dat heeft inmiddels geleid tot het uittrekken van extra middelen voor de werkgroep in de nu voorliggende begro ting. Verder vroeg die motie bij de uitwerking van de conceptbe grotingen van de betrokken functies voor dit jaar volgens het beginsel nieuw voor oud na te gaan of en in welke mate tot op lossingen kan worden gekomen. Dat is in de begroting 1987 in beperkte mate gerealiseerd. Tenslotte vroeg die motie bij de Kadernota 1988 nader zicht te geven op de mogelijkheden tot de aanpak van het knelpunt van de bestuurlijke preventie. Wij wach ten de uitvoering van dit onderdeel van de motie met vertrouwen af en achten de motie nummer 2 van de P.v.d.A.-fractie daarom op dit moment overbodig. Met instemming hebben wij kennis genomen van de reacties van de burgemeester en het college op onze opvat tingen over een mogelijk toekomstig beroep op de algemene midde len ten behoeve van de politiebegroting en de wijze van finan cieren van bestuurlijke maatregelen in het vlak van de preven tie. In antwoord op onze vraag of de burgemeester en het college ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid kunnen aangeven hoe de coördinatie tussen politie en hulpverlening met betrekking tot de drughulpverlening kan worden verbeterd, hebben wij geen duidelijk antwoord gekregen. De burgemeester heeft nog eens opgemerkt dat de politie voor de benadering van de totale pro blematiek een overlegsituatie noodzakelijk acht zoals ook in de politie-nota was aangegeven. Voor wat betreft de vraag of de regionale hulpverleningsinstelling aan de behoefte zal kunnen voldoen, heeft hij verwezen naar de wethouder van volksgezond heid. Deze wethouder heeft slechts melding gemaakt van het voor nemen incidentele contacten in de verslavingszorg om te zetten in een structureel overleg tussen de uitvoerende instanties, en aangekondigd in de loop van 1987 daarop in zijn commissie terug te komen. Op dit moment moeten we constateren dat onze twijfels zijn gebleven. We wachten het overleg in commissieverband af. De wethouder van economische zaken heeft onze bezorgdheid over een te eenzijdige opbouw van de werkgelegenheid goeddeels weggeno men. Uit de verstrekte cijfers blijkt inderdaad, dat de groei van de werkgelegenheid in de industriële sector relatief van even grote betekenis is als die in de dienstensector. Het is verheugend dat met het oog op de behoefte aan industrieterrein na de uitgifte van Moleneind-oost de uitbreidingspotentie in de Haagse Beemden dankzij een versnelde planologische aanpak tijdig zal zijn veiliggesteld. De heer De Zwart heeft gevraagd of het bestaande grondgebied van Breda voldoende perspectief biedt voor een grootschalige ontwikkeling van de stad. Van het antwoord daarop van de burgemeester, waarin een pleidooi voor gemeente lijke herindeling doorklinkt, willen wij ons volstrekt distan tiëren. De heer DE ZWART

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 810