3 DECEMBER 1986
811
Ik dacht dat dat woord helemaal niet genoemd is, althans niet
mijnerzij ds
De heer TAKS
Nou, de heer De Zwart is er dus geen voorstander van. Daar neem
ik goede nota van; dat is een geruststellende mededeling.
De heer DE ZWART
Ik heb in eerste termijn, en zeker in tweede termijn heel nadruk
kelijk gezegd dat ik me kan vinden in de zienswijze van het col
lege, nl. dat gezien het perspectief voor Breda de ontwikkeling
in een breder kader geplaatst moet worden dan alleen het ruimte
lijke. Dat zal U heel duidelijk zijn.
De heer TAKS
Het college heeft ook duidelijk gepleit voor gemeentelijke her
indeling in de brief aan G.S. van vorig jaar; dat is ook in het
antwoord gezegd. Naar onze mening kan het ruimtelijke probleem
worden opgelost door de totstandkoming van ruimtelijke convenan-
ten waaraan momenteel in stadsgewestelijk verband wordt gewerkt.
Het lijkt ons overigens niet goed mogelijk optimaal met de ande
re stadsgewestgemeenten te overleggen als ondertussen uit de cen
trumgemeente de roep om annexatie van de randgemeenten klinkt.
Wat de draagkracht van Breda als centumgemeente betreft nemen
wij de ideeën, die bijvoorbeeld in de raad van Nieuw Ginneken
leven, zeer serieus. Naar onze informatie heeft de suggestie van
onze geestverwanten in Nieuw Ginneken om bij te dragen in de kos
ten van de voorzieningen van de centrumgemeente een gunstiger
onthaal gekregen dan uit de pers viel op te maken. Overigens was
aan deze bereidheid tot betalen wel wenselijk om dienovereenkom
stig bestuurlijke invloed uit te oefenen. Naar onze mening is
dit niet geheel ten onrechte. Wanneer wordt de raad nader geïn
formeerd over het overleg met de randgemeenten? In verband met
de realisering van het gemeentelijk centraal beheer van de zwem
baden per 1 juli 1987 vragen wij ons af of de toezegging van het
college, nl. dat nadere concretisering van besluitvorming vóór 1
juli aan de raad wordt voorgelegd, wel voldoende is. Wij houden
vast aan onze mening, dat deze besluiten voor 1 april zouden moe
ten worden genomen. Wij vrezen dat anders de streefdatum van 1
juli weer niet wordt gehaald. Kan het college onze vrees wegne
men? Met voldoening hebben we vernomen dat de contourennota over
het gemeentelijk kunst- en cultuurbeleid nog voor de Kadernota
1988 zal worden gepresenteerd. Daarmee beschikt de raad dan over
de nu zo gemiste beleidsmatige onderbouwing van het ombuigings-
beleid in de culturele sector. Wij zijn met het college eens,
dat een stad als Breda zich niet veroorloven kan de voorzienin
gen in deze sector af te bouwen zonder zicht op de contouren van
het toekomstig beleid. Wij hopen oprecht, dat de wethouder van
cultuur erin zal slagen de waardevolle elementen van het Bredase
culturele leven zoveel mogelijk ongeschonden door de bezuinigin
gen heen te loodsen. Kunst en cultuur vormen immers inderdaad
een levensvoorwaarde voor het maatschappelijk functioneren. De