18 DECEMBER 1986 880 De heer GARRITSEN Het is duidelijk, als je een gemeentelijk woningbedrijf hebt en je kunt geen nieuwbouw plegen of je doet het niet, dat je dan in een situatie terecht komt waar we nu in aanbeland zijn. Als je een woningbouwvereniging hebt, waarvan de democratisering ver der is achtergebleven bij de normale eisen die je zou moeten stellen, dan krijg je dergelijke jaarrekeningen, financiële ver antwoording en dat soort zaken. Onderhoudsbegrotingen komen niet boven tafel. Als raad kun je heel moeilijk die zaak beoordelen. Het betekent dat je dan iets in huis hebt waar je eigenlijk geen kant mee uit kunt. Van onze kant is herhaaldelijk gepleit om daar toch wat aan te doen. Ik kan me nog herinneren dat wij via een motie, ik dacht van 7 of 8 jaar geleden, gevraagd hebben om het gemeentelijk woningbouwbedrijf eens te democratiseren, om daar inderdaad wat aan te gaan doen. Die motie is toen hier bij na unaniem verworpen, maar uiteindelijk zijn we toch een beetje in die richting gegaan. Je moet in feite wel woningen bouwen, wil je de exploitatie van een gemeentelijk woningbedrijf moge lijk maken. Die discussie heeft opgeleverd dat men nu zegt: je moet zelfstandig anders is het niet mogelijk. Ik blijf daar wat vraagtekens bij zetten. Anderzijds, als het gemeentelijk woning bedrijf verzelfstandigd een eigen corporatie is geworden, hoewel we daar nog niet helemaal aan toe zijn, is het zaak dat die fi nancieel gezond is. Als hij qua democratie een stuk vooruit gaat, dan hebben wij wat dat betreft er vrede mee. Het is natuur lijk wel zo, dat de financiële situatie van de vereniging, en daar is al eerder over gesproken, nog steeds een zgn. C-status is. Dat betekent dat de gemeente vrij nauw betrokken is bij de sanering die nog verder gestalte moet krijgen. De gemeente zit er vrij dicht op en dat is ook noodzakelijk. We zullen in de toekomst nog wel de nodige problemen krijgen als je de finan ciële positie en onderhoudstoestand van de woningen ziet. Dat zijn knelpunten, waar met name de huurder toch een stuk recht kan opeisen. We moeten die verantwoordelijkheid op ons nemen. We moeten niet zeggen: de zaak is toch zelfstandig en nieuw bestuur zoek de zaak maar uit. We moeten er zelf heel nauw betrokken bij zijn dat die zaak een goede start krijgt en verder ordentelijk afgewikkeld wordt. Gezien hetgeen wat er nu ligt, ben ik voor dit voorstel. Wethouder WELSCHEN Dit is nog minder dan we verwacht hadden, maar gezien de agenda en de naderende jaarwisseling is dit begrijpelijk. We kunnen er heel kort over blijven. Er is een vraag gesteld door de heer Van Dongen over de feitelijke zaken t.a.v. de status toegelaten in stelling. Sinds de commissievergadering zijn er twee nieuwe fei ten. Er is een brief getekend door de heer Leng, de voorzitter van het P.K.O., en mij over het feit dat we het eens zijn over de afspraken. Daarmee zijn de belemmeringen in de richting van toegelaten instelling vanuit Breda weg. De afspraken op zich moeten, zoals bekend een convenant-vorm krijgen. We verwachten dat dat in januari zijn beslag zal krijgen. Daarmee ben je overigens geen toegelaten instelling. Er is in Breda hierover

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 880