9 MAART 1987 108 Hetzelfde geldt min of meer voor de financiële gevolgen van het systeem van het rationeel wegbeheer: ook hier moeten normen voorlopig op een duidelijk minimaal niveau gehanteerd worden. De reorganisatie openbare werken moet daadwerkelijk en op korte termijn leiden tot beperking van de overheadkosten en moet beleidsmatig gezien worden als onderdeel van het renovatieplan, meer gericht op inhoudelijke en politieke overwegingen, minder geregeerd door technologische autonomie. Over personeel en orga nisatie het volgende. Afslanking met 37,5 arbeidsplaatsen in de sector personeel en organisatie, het beperken van de invloed van de overheid, het verbeteren van het functioneren van het ambte lijk apparaat en een naar buiten gerichte werkwijze zijn 4 za ken, die in deze portefeuille belangrijk zijn. Een samenhangende benadering in beleidsmatig opzicht lijkt dan ook geboden. Het college doet het tegendeel, ad hoc en per activiteit. Het afslan ken gebeurt zonder onderzoek naar mogelijkheden en gevolgen. De doelstelling van het beleid zou Juist moeten zijn: verbetering van de kwaliteit van bestuur en ambtelijk apparaat, gericht op de burgerij. Inzicht in kosten en baten is daarbij nodig, zowel de financiële als de maatschappelijke effecten moeten in be schouwing genomen worden. Wij hebben in de commissie voorgesteld vrouwen en leden van etnische minderheden van mogelijk gedwongen ontslag uit te sluiten. Een motie hiertoe dienen wij in. Over economische zaken en werkgelegenheid wil ik het volgende zeggen. Uit de kadernota blijkt, dat het college ten onrechte uit blijft gaan van het streven naar een volledige werkgelegenheid en dat het de ogen blijft sluiten voor nieuwe maatschappelijke ontwik kelingen op dit terrein. Het is duidelijk, dat zelfs de meest optimistische deskundigen niet meer uitgaan van volledige werkgelegenheid in de traditionele zin van het woord, gezien de economische en technologische ontwikkelingen en de heersende opvattingen over arbeidsduurverkorting. We zullen de politieke wil moeten opbrengen om ideeën over een samenhangend inkomens- en werkgelegenheidsbeleid via experimenten mogelijk te maken. We denken hierbij bijvoorbeeld aan loonvormende kleinschalige arbeidsprojecten en studeren met behoud van de uitkering. In onze opvatting heeft de gemeente heel wat meer mogelijkheden om hieraan een bijdrage te leveren dan het college ons wil doen geloven. Als de deskundigheid in de ambtelijke organisatie niet aanwezig is, dan zullen we externe deskundigheid voor het ontwikkelen van deze experimenten moeten zoeken. Weer moeten wij constateren met betrekking tot het emancipatie-facetbeleiddat het college zich niet gehouden heeft aan de toezegging om gelijktijdig met de kadernota een notitie te behandelen met betrekking tot het facetbeleid vrouwenemancipatie en het facetbeleid minderheden. Wanneer zet dit college woorden om in daden? Tot slot doen wij een dringend beroep op de veranderings gezinde krachten in de stad om samen met ons een tegenbeweging op gang te brengen om de verrechtsing in Breda een halt toe te roepen, zodat een meer rechtvaardig beleid vooral voor de mensen die in de knel zitten, mogelijk wordt. De door mevrouw Paulussen ingediende moties luiden als volgt: MOTIE 5

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 108