10 MAART 1987
124
inspanningen maximaal. De B.r.I.M. staat er na de surséance van
de Machinefabriek Breda eveneens minder rooskleurig voor. Het
risico is destijds welbewust genomen. Het moment om tot afreke
ning te komen tussen gemeente en B.r.I.M. komt naderbij. Dat
betekent dan dat de revitalisering zal moeten plaatsvinden door
de effectuering van de gereserveerde 3 miljoen in de algemene
reserve ten gunste van de B.r.I.M., zonder dat ik me meteen uit
spreek over de exacte hoogte van dat bedrag. Ik ben van mening
dat de B.r.I.M. als N.V. daarna weer haar waardevolle functie
kan vervullen, zij het dat de borgstellingen, hypotheken en ri
sico-financiering waar eind 1970 - begin 1980 grote behoefte aan
was nu nagenoeg niet meer zullen en hoeven plaats te vinden, om
dat de functie van de banken in deze duidelijk is veranderd.
Over de Machinefabriek Breda kan ik heel erg kort zijn. Er is
een bescheiden boedelkrediet ter beschikking. Op dit moment vin
den velerlei besprekingen plaats met meerdere belangstellenden
voor overname. Ik verwacht pas op zijn vroegst eind deze maand
de Raad van Commissarissen van de B.r.I.M. en aansluitend wel
licht de commissie economische zaken inzicht te kunnen geven
over de resultaten. Over de Wet Vermeend Moor het volgende. Door
de heer Sinke is dit aan de orde gesteld, maar in het eerste
stadium is dit al door de P.v.d.A., zij het schriftelijk, ge
beurd. Daarom wil ik nu toch wat uitvoerigere informatie geven.
Ik wil graag beginnen met te zeggen, dat de suggestie die klinkt
uit velerlei perspublicaties niet strookt met de praktijk in
Breda. Natuurlijk zijn er nu nog geen maximale resultaten te mel
den, toch wil ik een paar cijfers geven. De wet is weliswaar aan
genomen in het najaar 1986, maar de effectuering van het beleid
kon eerst in februari in gang gezet worden. Vanaf dat moment
zijn er nu ruim 90 bedrijfscontacten waaruit 52 vacatures zijn
voortgekomen. Met 220 langdurig werkelozen zijn intake-gesprek-
ken gevoerd wat in deze korte tijd tot 21 plaatsingen heeft ge
leid, waarvan 20 met scholingsprogramma waarmee 80.000,ge
moeid is. Daarnaast zijn er 6 plaatsingen in het J.O.B.-plan
gerealiseerd. Tegen de achtergrond dat in het eerste kwartaal op
30 plaatsingen is gerekend, is dat geen slechte start. Nu het
echter alweer in discussie is om de termijn van 2 jaar te be
korten tot 5 jaar, valt er een aarzeling te constateren bij de
aanmelding van vacatures. Bedrijven zeggen nu: we willen die dis
cussie afwachten en waarom zouden we nu iemand voor 2 jaar aan
nemen, als het wellicht over een maand of twee maanden voor een
half jaar kan. Dan vallen we onder dezelfde condities. Nagenoeg
wekelijks vindt er contact plaats met het G.A.B. De afspraak is
dat, wanneer een terugval in de belangstelling waarneembaar is,
we ogenblikkelijk gezamenlijk daar iets aan zullen doen in de
publiciteitssfeerOp dit moment wordt dat echter door alle be
trokkenen ontraden, omdat men het werk, wat daarmee gepaard is,
gewoon niet aan zou kunnen. De heer De Bruijn zegt dat de sector
welzijn ondergeschikt gemaakt lijkt te zijn aan het werkgelegen
heidsbeleid. Mij is niet duidelijk waar dat aan te ontlenen is.
Juist in de afgelopen periode moet ik constateren, dat welzijn
en economische zaken vaker en indringender van gedachten wis
selen over zaken als beroepsgerichte om-, her- en bijscholing.
Uit de cijfers die ik U net gaf over Vermeend-Moor, dat bijna
90% of nog meer herscholings- en bijscholingscursussen moet krij-