10 MAART 1987
136
voorkomende positieve effecten primair toevloeien naar de alge
mene middelen, waarna op grond van een totaalbeoordeling een
eventuele toewijzing aan sectoren kan plaatsvinden. In aanslui
ting op datgene wat collega Welschen al vrij uitvoerig heeft
De heer TAKS
Krijg ik de motieven te horen voor de afwerking van het eerste
criterium? De inhoudelijke motieven heb ik nog steeds niet ge
hoord.
Wethouder RöMKENS
Ik heb duidelijk gezegd dat het belangrijkste inhoudelijke mo
tief bij deze motivering, waarop de heer Van Raak nog zal in
gaan, is dat een acceptabel niveau aanwezig is gebleven. Ik denk
dat dat de meest ware inhoudelijke motivering Is die ik gegeven
heb
De heer TAKS
Ik vind het toch vaag. Waarom is die motivering niet In de kader
nota verwoord?
Wethouder RöMKENS
Dat is een andere vraag. U vroeg naar de Inhoudelijke motivering.
De heer TAKS
Het waren twee vragen.
Wethouder RöMKENS
Maar U bent ook nog niet aan het einde van het collegeantwoord
U krijgt nog twee wethouders, en met name de laatste....
De heer TAKS
zijn rijk bedeeld.
Wethouder RöMKENS
Die zal daar nog Inhoudelijk en nadrukkelijk op ingaan. In hoofd
stuk 5 van de kadernota Is door ons college een weergave gegeven
van de actuele risico- en reservepositie. Geconstateerd kan wor
den dat in vergelijking met de kadernota 1987 de risicopositie
is verminderd. Deze vermindering Is in belangrijke mate veroor
zaakt door het definitief afdekken van gerealiseerde verliezen.
Rekening houdend met de voorgestelde blokkeringen resteert der
halve een totaal van 25,6 miljoen. Dat is de achtergrond waar
om het college U voorstelt 10 miljoen van de goodwill-vergoe-
ding af te zonderen en toe te voegen aan de algemene reserve.
Het verschil tussen de risico's en de algemene reserve, voor zo
ver niet geblokkeerd of anderszins in de algemene reserve vastge
legde bedragen, bedraagt met medeneming van die 10 miljoen dan
nog ruim 7 miljoen. Het college is van mening dat dit een aan
vaardbare situatie is om daar waar mogelijk via risico-elimina
tie of -vermindering een en ander te neutraliseren. Collega
Welschen is daar met name ten aanzien van het grondbedrijf uit
voerig op ingegaan, zodat mij bespaard blijft om daar in herha
lingen te vallen. Ik wil er echter nog op wijzen dat met name de
jaarlijkse discussie die plaatsvindt, en de heer Welschen ging