10 MAART 1987
lkl
achtergrond van bezuinigingen van rijkswege zijn concrete ant
woorden moeilijk te geven. Het college is echter wel van mening,
dat een sterke centrale essentieel is; zeker nu binnen de biblio
theken ontwikkelingen gaande zijn op het gebied van de informa
tiefunctie en de kwaliteit van de uitleen. In relatie hiermede
zullen spreidingsbeleid en de aandacht voor doelgroepen, waarom
C.D.A. en P.v.d.A. hebben gevraagd, moeten worden herzien. In
antwoord op de C.D.A.-vraag Inzake de publiekrechtelijke be
stuursvorm merk ik op, dat in het licht van de contourennota
wordt bedoeld, dat de samenhang van het kunst- en cultuurbeleid
een centrale beleidsregie vraagt. Met betrekking tot de uitvoe
ring moeten de diverse modaliteiten, die dan denkbaar zijn nader
worden onderzocht. De vraag van de heer Sinke beantwoord ik dan
ook positief. Meerdere fracties vragen naar open en tijdig over
leg met betrokkenen. Zoals ook op de discussie-avond van 18 fe
bruari jl. is gezegd, is in de uitwerking rekening gehouden met
dit overleg, met deze kanttekening dat dit overleg niet vrijblij
vend zal zijn, maar zich moet afspelen binnen de door ons col
lege aanvaarde hoofdlijnen en financiële randvoorwaarden. Aan
het adres van de P.S.P. tenslotte zou ik willen zeggen dat, als
wij volstaan met de voortzetting van een beleid, dat niet mag
veranderen, dat geen rekening houdt met nieuwe inzichten en ont
wikkelingen en tevens voorbijgaat aan de realiteit van bezuini
gingen, wij juist dan het Idee hebben dat wij in een moeras te
recht komen. Ik heb dan wel geen kar, maar de werkgroep heeft ge
vieren het ros Beyaart beklommen en de weg naar een nieuw beleid
gezocht en vastgelegd in perspectiefrijke contouren.
De heer GARRITSEN
Het klink heel hoopgevend.
Wethouder HOFSTé
Met betrekking tot de sector onderwijs het volgende. De bezuini
gingen binnen onderwijs beperken zich tot die bij de onderwijsbe
geleidingsdienst nl. de 360.000,over de drie jaar. De voor
gestelde bezuiniging is door mij aan de orde gesteld in het be
stuurlijk overleg basisonderwijs. Door de gesprekspartners is op
mijn mededeling niet of nauwelijks gereageerd. Voor het eerstvol
gend overleg met de directeuren van de openbare scholen voor
basis- en speciaal onderwijs is dit onderwerp geagendeerd. Aan
gezien de O.B.D. "gedragen" moet worden door het onderwijsveld,
zal de prioriteitsstelling van taken daar in belangrijke mate
moeten liggen, maar ik heb dat ook vanuit de raad duidelijk be
grepen. Met mevrouw Rattink en de heer Garritsen ben ik van me
ning, dat het beleid met betrekking tot het onderwijsvoorrangs-
gebied geen nadelige effecten mag hebben van deze voorgestelde
bezuinigingen. Ik ben tevens van mening, dat de bezuinigingen
primair in andere gebieden gevonden moeten worden dan bij de
kansarme groepen, zoals de O.B.D. die in zijn reactie heeft aan
gegeven. Ik deel de mening van de heer Sinke, dat hierbij te
denken valt aan een optimale doelmatige opzet van de dienst,
inclusief zijn overhead en in die zaken, die niet direct gere
kend moeten worden tot de primaire taken van de O.B.D. In de zin
als hier bedoeld, heb ik deze kwestie reeds besproken in het be
stuur van de O.B.D. Een ander punt van de bezuiniging binnen de