12 KAART 1987 174 dividu als zodanig, zijn van belang. Dat moet onderdeel van be raadslaging kunnen uitmaken. Vanuit die optiek is het college bereid de motie met die uitleg aanvaardbaar te vinden en even tueel over te nemen als U daar prijs op stelt. Over de relatie burger-bestuur is het een en ander gezegd. Ik heb het de heer De Bruijn in mijn beantwoording over dit onderwerp nog eens nadruk kelijk uitgelegd. De heer De Bruijn heeft zelf inzake die pas sage verwezen naar het program-akkoord onder het punt l.^J en ik heb daar met name b. genoemd. In het program-akkoord wordt eerst die verwijdering tussen bestuur en burger gesignaleerd en met name in punt b wordt gezegd, dat het van belang is dat de over heid bedrijfsmatig, publieksvriendelijk en consumentgericht gaat werken. Ik heb met name die 3 aspecten in mijn beantwoording aan geduid. Dat is mede richtsnoer en niet de minst belangrijke van het totale reorganisatieproces wat we in gang hebben gezet. Dit geldt niet alleen qua reorganisatie, maar ook in de sfeer van de aanpak van personeelsbeleid en de cursussen die we op dit moment aan het opzetten zijn om juist met deze aspecten als achtergrond de relatie burger-bestuur beter tot zijn recht te laten komen. Het effect daarvan is natuurlijk moeilijk meetbaar en is ook niet van de ene op de andere dag aantoonbaar. Wij hopen toch met de insteek die we hebben gekozen en het voortdurend en indrin gend besef dat wij er als bestuur en ambtelijk apparaat voor zijn om de burgers te dienen, de afstand burger-bestuur te ver kleinen. De opmerking van de heer De Bruijn inzake de automati sering blijkt dus op een misverstand te berusten. Ik heb gezegd dat door die automatisering de werkelijke aantallen eventueel zouden afnemen. Daarover is geen enkel verschil van opvatting en natuurlijk moeten wij met elkaar zeggen, dat deze hele bezuini gingsoperatie hier en daar tendensen heeft om de werkdruk te la ten toenemen. Dat zou een compenserend effect kunnen hebben ten opzichte van elkaar. Het staat aan de ene kant op gespannen voet op elkaar, aan de andere kant kan het elkaar versterken. Daar waar je een stuk automatisering Invoert, zou je efficiënter kun nen werken en daardoor zou die werkdruk eventueel kunnen afne men. Mevrouw Paulussen heeft enkele opmerkingen gemaakt over haar motie inzake vrouwen en minderheden. Mevrouw Paulussen en ondergetekende zullen daarover van mening blijven verschillen, maar ik vind het toch wel vervelend dat ze nu zegt, dat ik er niet op ingegaan ben. Ik ben er heel nadrukkelijk wel op In gegaan in mijn antwoord. Ik heb U gezegd dat wij geen uitzonde ringen daarvoor maken. Bij het algemeen beginsel vinden wij het niet nodig om die garantie af te geven maar dan ook niet voor het totale personeel. Daar staat iets anders tegenover, nl. een hele nadrukkelijke intentieverklaring, die door de overgrote meerderheid van deze raad wordt gesteund. Die intentie moeten we waarmaken. Met betrekking tot het externe wervingsbeleid wat wij voeren, dus daar waar we nadrukkelijk niet spreken over interne opvulling van vacatures, hebben wij een beleid waarin nadrukke lijk vrouwen en minderheden een heel expliciete rol spelen. Ik heb de raad nog een keer voorgehouden dat, als je dat beleid tot uitgangspunt verklaart met betrekking tot externe werving, je dat beleid natuurlijk niet ineens loslaat op het moment dat je over herschikkingen gaat praten. Dat blijft eveneens in je vaan del staan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 174