12 MAART 1987
182
De heer DE BRUIJN
Waarbij de wethouder zou kunnen suggereren dat de methode die
wij voorstellen niet in overeenstemming is en dat bestrijd ik.
Wethouder RöMKENS
Dat suggereer ik niet, althans niet bewust. Als ik mevrouw
Paulussen hoor praten dan vraag ik me af of hetgeen wat ik heb
verteld in de eerste termijn en wat ik neergeschreven heb, en
wat zij ongetwijfeld gelezen heeft, nu zo onduidelijk is. Wij
hebben gekozen voor een bepaalde methode van bezuinigen, omdat
wij afspraken met elkaar hebben om te komen tot een sluitende
begroting. Mevrouw Paulussen zegt: "je moet eerst een grondige
sanering doorvoeren". Wij zijn van mening, dat wij op dit
ogenblik op basis van de feitelijke situatie met een verantwoord
plan komen. Door alles fundamenteel, en de heer Welschen had het
er al over, van boven naar beneden nog eens te bekijken, krijg
ik echt geen sluitende begroting. Een andere methode van
bezuinigen is best mogelijk, maar wij komen nu met een methode
van bezuinigen waarvan het college van mening is dat we recht
doen aan de afspraak dat we met jaarlijkse sluitende begrotingen
werken en tegelijkertijd een zo evenwichtig mogelijke afweging
krijgen om enerzijds het nieuwe beleid in te vullen en ander
zijds om een afbouw van activiteiten en de tekorten op termijn
op te kunnen vangen inclusief dat nieuwe beleid. Ik verwacht
niet, dat de voorstellen van mevrouw Paulussen om twee jaar
langer daarop te studeren, tot wezenlijk andere resultaten zul
len leiden. Ik denk dat we het daar nooit met elkaar over eens
zullen zijn. Mijn grootste teleurstelling is dat, daar waar ik
juist een van de elementen van de renovatienota van mevrouw
Paulussen aangeef als een zaak die juist door het college naar
voren wordt gebracht via de eerste aanzet van de nota stedelijk
beheer, namelijk een visie op Breda naar de toekomst toe, weer
wordt afgewezen. Ik begin langzamerhand het idee te krijgen dat
wat het college ook doet, of het nu goed of kwaad is, het altijd
verkeerd is bij mevrouw Paulussen.
Mevrouw PAULUSSEN
Ik wijs de nota stedelijk beheer niet af. Ik zeg alleen, dat ik
het moment waarop U het presenteert, eerder had moeten zijn
voorafgaand aan deze bezuinigingsoperatie.
Wethouder RöMKENS
U zegt: er moet eerder een fundamentele discussie komen. Wie
heeft gezegd dat U niet fundamenteel kunt discussiëren over de
eerste aanzet? Als U zegt: die had eerst moeten komen, dan ben
ik het helemaal met U eens, maar die had al 10, 15 jaar geleden
moeten komen. We hebben nu wel met elkaar afgesproken in het pro
gram-akkoord, dat deze bij deze kadernota in de eerste aanzet in
tijd gepresenteerd zou worden. Achteraf weet ik ook hoe we het
hadden moeten doen, na de ervaring van de afgelopen jaren dat ik
wethouder ben.
De heer GARRITSEN
Waar doelt U nou op, dat U achteraf dingen beter weet?