21 MEI 1987 358 zegt kritisch, dat de prioriteiten te gering recht doen aan de wijzigingen waaraan we allen onderhevig zijn. Ik denk het niet. In de prioriteitensfeer, zoals nu aangegeven, is natuurlijk het voorbereidend werk op sommige onderdelen in hoge mate gevorderd. Tussen het moment van besluitvorming in de raad en het eerste concept zoals dat intern gereed was ligt natuurlijk een tijds verschil. Bij het gereedkomen van het eerste concept, hebben we onze aandacht al gericht op een aantal zaken om die zo spoedig mogelijk uit te werken. Die zaken zijn in gang gezet; het zou erg onverstandig zijn om dat te stoppen. Naar de mening van het college, maar ik mag dat ook wel in enige mate stoelen op de opvatting in de commissie, heeft het college niet geheel onte recht deze zes punten tevoorschijn gehaald als klemmende proble men binnen ons personeelsbeleid, die feitelijk aan de grootste urgentie onderhevig zijn om aangepakt te worden. De arbeidspo- sitie van vrouwen en etnische minderheden moet daarbij de aan dacht krijgen; dat is volstrekt duidelijk. Daarover is geen enkel verschil van opvatting tussen de heer Sinke en het col lege. Het staat ook met name genoemd in het preadvies, zij het dat de arbeidspositie van vrouwen onder prioriteit nr. 6 staat. De arbeidspositie van etnische minderheden is verschoven naar het overleg in het najaar om met elkaar te kijken hoe we die problematiek gaan aanpakken. De heer Taks heeft het met name gehad over de druk op het ambtelijk apparaat. Dat is toch een wat moeilijk in beeld te krijgen situatie, omdat het van afde ling tot afdeling kan verschillen, maar daar gaat ook een hele grote verantwoordelijkheid liggen. In het kader van het gedecen traliseerd personeelsbeleid, waarin het management van de ver schillende diensten grotere verantwoording krijgt met betrekking tot de Inzet van hun personeel en het formatiebeleid, kunnen enkele wijzigingen worden aangebracht, zodat de druk wat meer evenredig verdeeld wordt over de verschillende medewerkers. Een personeelsbeleid toegesneden op die nieuwe werkwijze zal toch nog een verdere uitwerking krijgen gedurende de volledige perio de van dit college, dus de komende 3 Jaar. Het is echt niet zo dat Je binnen het gemeentelijk apparaat door het uitbrengen en het vaststellen van de nota door de raad, Je daarmee bewerkstel ligt dat het personeelsbeleid van de een op de andere dag duide lijk een andere koers gaat varen. Dat gaat gefaseerd zijn gang. De hoofdlijnen zoals wij die hebben aangegeven inzake de bezoldi ging, moeten leiden tot het voorkomen van kwaliteitsverlies. Dat soort zaken zit in deze nota en ik hoop dat de raad die vanavond wil vaststellen. Over de AbvaKabo heeft de heer Taks gezegd, dat hij daar toch wat moeite mee heeft. Dat hebben wij eigenlijk ook. Abva-Kabo heeft naar mijn oordeel niet zo zeer problemen met de hele nota personeelsbeleid, maar met één zaak die daar inzit, nl. de individualisering die in de bezoldigingsparagraaf zit. Het college, breed gedragen door de eigen ambtenaren, meent, dat die flexibele bezoldiging moet plaatsvinden. Ambte naren die zich in hoge mate verdienstelijk maken door inzet, kwaliteit en betrokkenheid met het werk, kunnen gerust na een zorgvuldige beoordeling en op basis van objectieve criteria voor een extra periodiek in aanmerking komen. Ik sluit daarbij zeker niet de factoren uit die de heer Taks noemt zoals onaangenaam en zwaar werk, die mede een rol spelen bij de beoordeling van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 358