21 MEI 1987 359
werkvervulling. De heer De Leeuw voegt daar aan toe, dat er een
toezegging in de commissievergadering is gedaan, dat er een
scheiding moest zijn tussen functioneringsgesprekken en bezoldi-
gingsgesprekken. Dat is geen toezegging mijnerzijds. Het is naar
mijn oordeel zo geïncorporeerd, dat functioneringsgesprekken
eigenlijk van een totaal andere orde zijn, en ook moeten zijn,
dan een bezoldigingsgesprek. Ik kan mij voorstellen dat er gedu
rende een jaar twee tot drie keer door het management, de direc
teur, de personeelschef en de directe baas functioneringsgesprek
ken worden gehouden met een ambtenaar. De bezoldigingsgesprekken
hebben uiteraard een geheel ander doel en hebben uitsluitend op
de bezoldiging betrekking. Een hele andere zaak die de heer De
Leeuw naar voren brengt, is de relatie die hij ziet tussen de
werkdruk en een eventuele salarisverhoging. Die relatie wil ik
niet meteen leggen. Natuurlijk kan werkdruk, en zeker een uitzon
derlijke werkdruk, een bezwarende factor zijn, maar dan moet je
voor die werkdruk een andere oplossing vinden dan een salarisver
hoging. Met een salarisverhoging kom je onder precies dezelfde
werkdruk te staan. Het gaat er in feite om het werk wat meer
evenredig te verdelen, of als het niet anders kan die werkdruk
te verminderen door de hoeveelheid werk te verminderen en door
tegen elkaar te zeggen: luister eens, met deze personele organi
satie, kunnen we deze hoeveelheid werk niet aan.
De heer DE LEEUW
Het is niet mijn bedoeling geweest om te zeggen dat je daarmee
werkdruk kan weghalen, maar er zijn mensen geweest binnen het
ambtelijk apparaat die de kar zo lang getrokken hebben. Bij de
beoordeing over hoe je mensen verder of hoger inschaalt, zou je
dat stukje mee kunnen nemen.
Wethouder SANDBERG
Akkoord, dat ben ik met U eens. Natuurlijk ligt er bij de
beoordeling van de inzet van ambtenaren een duidelijke relatie
naar de werkdruk waar ze onderhevig aan zijn en hoe ze daarmee
omgaan. Wat dat betreft is er geen verschil van opvatting. Bij
een opleiding volgen en de binding hebben we in de commissie al
wat uitvoeriger stil gestaan, vandaar dat ik het nu heel kort
afdoe. Het is niet zo dat, wanneer een ambtenaar een bepaalde
cursus volgt en van ons faciliteiten krijgt om die cursus of
opleiding te volgen, wij dan meteen een contract voorleggen en
zeggen: U dient nu voor zoveel jaar te tekenen. Wij halen natuur
lijk ook soms ambtenaren weg, die elders weer opleidingen hebben
gedaan. Wel ben ik het met U eens dat, als die opleiding met een
goed resultaat wordt gevolgd, dan een eventueel bevorderings
aspect daarbij een rol moet spelen door bv. een grotere betrok
kenheid of meer verantwoordelijkheid. Dat brengt een veel ster
kere binding met de gemeente teweeg dan 100,per maand er
bij, hoewel ik die 100,zeker niet als helemaal niets be
schouw. De heer Garritsen vraagt zich af of er een zorgvuldig
collegebeleid wordt gevoerd. Eigenlijk betwijfelt hij dat en
hangt dat op aan het functioneren van de m.c. brandweer en de
m.c. secretarie. Ik ga er nog steeds vanuit, en daar sta ik
voor, dat wij een zeer zorgvuldig collegebeleid, zeker ten aan
zien van ons personeel, zullen voeren en ook moeten voeren, an-