21 MEI 1987 385
bekend, speelt daar een belangrijke rol in. Als er zich geen
vreemde ontwikkelingen voordoen, dan is juist van belang, dat
zich daar een stuk ontwikkeling kan voordoen, dat past in het
streekplan. Het ontwikkelen van een bedrijventerrein heeft duide
lijk de prioriteit van het college. Vandaar dat het ook naar vo
ren geschoven is. Wat dat betreft zit de V.V.D. en het college
op dezelfde lijn.
De heer GARRITSEN
Waar wilt men uiteindelijk naar toe? Er wordt gepraat over een
globaal eindplan. Waar praat U dan precies over? Welke status
heeft het? Ik ken zo'n plan niet. Ik praat over structuur- of
bestemmingsplannen en dan kun je nog een globaal bestemmingsplan
hebben, maar het moet enige vorm hebben van rechtskracht. Je zou
daar toch naar toe moeten. De wethouder keek nogal verwijtend in
mijn richting, omdat ik de zaak niet kende en niet bestudeerd
had. Dat hoor ik wel vaker. Met name rond zo'n Essovestiging
zijn allerlei ontwikkelingen en er zijn opdrachten verstrekt om
te kijken of er een golfbaan mogelijk is. Ik heb in de commissie
begrepen, vandaar die opmerking, dat de P.v.d.A. zegt: dat wil
len we helemaal niet. Die opdracht is toen toch gegeven, zonder
dat die uitgangspunten in de commissie en in de raad aan de orde
zijn geweest. Je moet niet zeggen dat je al studies uit gaat
geven met de randvoorwaarden die er instaan, zonder dat we ze
besproken hebben. Dat is gebeurd en dat heeft U ook gemeld. Ik
waarschuw met name naar de toekomst, dat je dit soort dingen
niet moet doen. Nu liggen die zaken wat betreft de afgrenzing
van gebieden vast. Als je praat over toegankelijkheid van gebie
den, in welke mate doe je dat dan? Nergens is dat duidelijk aan
gegeven. Dat blijft toch de onduidelijkheid in het geheel. Je
kunt er pas op terugkomen als die plannen er liggen. Daarom
vraag ik U heel uitdrukkelijk niet ad hoe allerlei artikel 19-in-
vullingen te realiseren, maar bv. met globale plannen te komen
en ze dan later in een juridische vorm als een bestemmingsplan
vast te leggen.
Wethouder RöMKENS
In het kader van de nieuwe wet ruimtelijke ordening is het be
grip globaal eindplan opgenomen. Ik wil best toezeggen, dat we
in de commissie daarover een keer van gedachten wisselen. Het
heeft dus een minder starre juridische status als een bestem
mingsplan. Daar komt het in feite op neer. Over de opmerking
over het behouden van de ontsluiting het volgende. Ik heb het
voorbeeld gegeven van Breda-zuidwesteen ontsluiting van het
dal van de Aa of Weerijs onder bepaalde condities. Dat zou
tegelijkertijd een stuk vermindering van de druk op de noorde
lijke rand van het Mastbos kunnen betekenen. Ontsluiting bete
kent niet per definitie dat je daarmee een verloedering krijgt,
integendeel. Dat betekent dat je daarmee meerdere doelen kunt
dienen, maar tegen de achtergrond van de uitgangspunten. Ik heb
in de commissie al gezegd, dat wij voor Breda-zuidwest inderdaad
een opdracht hebben gegeven, omdat de P.P.C. heeft gezegd: Esso
akkoord, maar verdere ontwikkelingen alleen maar als er een to
taal plan komt. Voor zover wij daarin voorbarig zijn geweest, is
er een toelichting gegeven in de commissie. Wij zullen op basis