29 OKTOEER 626 In het projectplan "Proefproject in het kader van de tijdelijke voorziening werkgelegenheidsinitiatieven voor jongeren" werden in mei 1987 duidelijke doelstellingen geformuleerd. Alle betrok ken partijen kunnen ervaringen opdoen, die betrokken kunnen wor den bij de besluitvorming met betrekking tot het jeugdwerkgaran tieplan. In directe relatie tot deze doelstelling zal een be perkt aantal jongeren door tijdelijke deelname aan het reguliere arbeidsproces hun positie op de arbeidsmarkt kunnen versterken. Het blijkt dat de kans op een baan sterk afneemt naarmate men na het afronden van een opleiding of werkervaring langer werkeloos blijft. Wat denkt het college te ondernemen om ten aanzien van het arbeidsmarkteffect te voorkomen, dat de uitstromers in 1988 aangewezen zullen blijven op arbeidsovereenkomsten met een tijde lijk karakter? Het project is immers bedoeld voor qua opleiding en werkervaring kansarme jongeren met het accent op jonge vrou wen en jongere, etnische minderheden, die onder andere door een laag scholingsniveau en soms subjectieve beoordeling in het se lectie- beleid van werkgevers geringe kans op de arbeidsmarkt hebben. De specifieke beleidslijn op basis waarvan werkeloosheid bestreden kan worden, dient daarom erop gericht te zijn de ccr- zaak aan te pakken. We zitten midden in de problematiek van on voldoende aan- en opgepakte scholing en werkervaring. Problemen worden vaak ondervonden als men langdurig werkelozen wil interes seren voor scholingsactiviteiten. Dat kan onder andere te maken hebben met vroegere schoolervaringen en de lengte van het scho lingstraject dat doorlopen moet worden om daadwerkelijk meer perspectief op werk te verkrijgen. Deelname aan scholingsactivi teiten zal actief worden bevorderd, lezen we in het voorstel, maar scholing is niet verplichtend. In hoeverre worden deelne mers gebonden aan gemaakte afspraken en regelingen? Het mini sterie gaat er vanuit, dat bij de uitvoering van scholingsacti viteiten de bestaande educatieve infrastructuur moet worden be nut. Is er wat dit betreft al inzicht in de te verwachten aanvul lende scholingskosten? Het doorstromingsbeleid zal in nadere sa menwerking met het Gewestelijk Arbeidsbureau opgezet worden. Ten aanzien van dit punt, maar dat kan later in commissieverband, willen we graag meer inzicht hebben in de ontwikkeling van de vraag naar personeel op de stedelijke en regionale arbeidsmarkt. Voor het overige kan de C.D.A.-fractie instemmen met Uw voor stel, zeker als we ons realiseren dat dit project mede kan zor gen voor de overtuiging bij Bredanaars, dat de zorg voor de wer keloze jongeren niet alleen uit nota's en rapportages blijkt, maar dat daadkracht hier het belang van wilskracht overschrijdt. Wij verwachten dat ook het bedrijfsleven in deze zijn verantwoor delijkheid en zorg voor de jongere generatie in een actief in stroombeleid zal waarmaken. De heer GROSPELD Wij kunnen kort zijn over dit voorstel dat nu aan de raad voor besluitvorming wordt voorgelegd, juist op het moment dat bekend is geworden dat 30% van de niet-werkende bevolking jonger dan 26 jaar is. Door dit werkgelegenheidsproject kan een beperkt aantal jongeren van 16 tot 20 jaar, welke als kansarmen worden be schouwd en dat heeft de heer Adank ook gezegd, werkervaring opdoen. Daardoor zou later een gerede kans gaan bestaan, dat een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 626