2 9 OKTOBER
V/ij hebben niet het idee, dat we nog een voorstel krijgen wat in
eerste instantie zo slecht onderbouwd was en in elkaar zat en
waar zoveel onbegrip over kon ontstaan. Dit komt nooit meer
voor, dat weten we zeker.
De VOORZITTER
Ik wil vanwege de rotte kozijnen geen rotte verhoudingen in deze
raad
Akkoord.
706. AANWENDING IN 1987 VAN RIJKSMIDDELEN (F 57.030,--) T.B.V.
HET WELZIJNSWERK VOOR ANTILLIANEN EN ARUBANEN.
Akkoord
712. NAGEKOMEN SUBSIDIEVERZOEKEN OP HET TERREIN VAN DE VOLKS
GEZONDHEID 1987.
De heer DE LEEUW
In de raadsvergadering van 26 maart j.l. hebben we besloten om
de subsidieaanvragen van de Initiatiefgroep Vrouwengezondheids
centrum aan te houden. Er waren verschillende argumenten om de
aanvraag nog niet te honoreren, maar er waren ook voldoende
argumenten om het verzoek niet af te wijzen. Daarna is aan de
initiatiefgroep verzocht om alsnog een aanvraag te doen met een
toelichting daarbij. Daarop is het college met een voorstel naar
de commissie gegaan. Dit alles schept verwachtingen. De initia
tiefgroep heeft ruim l\ jaar gewerkt, waarin onder andere toe
lichtingen op werkplannen voor 1987 en 1988 inclusief begrotin
gen zijn ingediend, evenals een inventarisatie van de zaken op
het gebied van de gezondheidszorg en de hulpverlening voor vrou
wen alsmede een steun bij het tot stand komen van een sociale
kaart. In het advies van de gezondheidsraad met betrekking tot
het vrouwengezondheidscentrum staat te lezen, dat vrouwen speci
fieke problemen hebben In de gezondheidszorg en dat deze proble
matiek bij de wortels moet worden aangepakt. Daarbij zullen ge
meente en Instellingen en organisaties initiatieven moeten ont
plooien, die gericht zijn op het bereiken van een gelijkwaardige
positie voor vrouwen in de gezondheidszorg. Het gaat daarbij om
initiatieven met een signalerend inventariserend karakter. Wat
de initiatiefgroep in het werkplan voor 1987 beschrijft, sluit
goed aan op het advies van de gezondheidsraad. Men heeft geïnven
tariseerd en is tot de conclusie gekomen, dat er ondertussen een
redelijke deskundigheid bij de verschillende groeperingen opge
bouwd is. Het is alleen teveel verbrokkeld; er is nauwelijks
overleg met elkaar of afstemming op eikaars programma's. Daar
wil het vrouwengezondheidscentrum met name iets aan doen. Verder
wil men bemiddelen bij het aanbod van voorlichting en informatie
verstrekking, het opzetten van goede documentatie, starten van
zelfhulpgroepen, cursussen, enz. Intussen is er van de kant van
W.V.C. al een subsidie verstrekt en men probeert langs andere
kanalen ook subsidiestromen naar zich toe te trekken. De samen
werking met andere groeperingen moet niet alleen voorkomen, dat
het vrouwengezondheidscentrum zelf dubbel werk verricht, maar
660