30 NOVEMBER 1987 770 pleegd, wel daarna verantwoording afgelegd. Zo ben ik van plan dat ook te doen. Wethouder SANDBERG Met betrekking tot het werkgelegenheidsbeleid en het werkloos heidsbeleid hebben er in de afgelopen twee commissievergaderin gen uitvoerige discussies plaatsgevonden, omdat daar de nota so ciaal-economisch beleid aan de orde is geweest alsmede het pre advies, dat daarbij hoort. Vandaar op dit moment enkele hoofd lijnen toegespitst op de vragen. Met de heer Koekkoek is er geen enkel verschil van opvatting, dat het sociaal-economisch beleid niet geïsoleerd vanuit één discipline kan worden opgesteld en uitgevoerd. Het is evident, dat bijvoorbeeld bij criminaliteit, cultuur of welk beleidsonderdeel U ook pakt, alles betrekking en invloed heeft op het imago van de stad Breda en de wervings kracht om nieuwe bedrijven aan te trekken. Dat wij ons daarbij uiteraard niet alleen moeten richten op de werkgelegenheid in de dienstensector, maar ook aandacht moeten blijven geven aan de industriële werkgelegenheid, is duidelijk. Bij de beoordeling van de resultaten van dit beleid dient echter niet uit het oog verloren te worden, dat de dienstverlenende sector nog groeiende is en dat daar gemakkelijk te scoren is. Voor nationale en inter nationale vestigingen scoren uiteraard de steden in de randstad en Utrecht het hoogst. Gezien de ligging van Breda ten opzichte van de randstad kunnen we daarvan zeker meeprofiteren. Daarnaast is de distributiesector in Nederland sterk in opkomst. Ik wijs U op een paar belangrijke ontwikkelingen. De start van de opbouw van een zeer geavanceerd communicatienetwerk in de Rotterdamse haven, waarvoor het Ministerie van Economische Zaken 5,8 mil joen beschikbaar stelde. De vorming van het nationaal collectief "Nederland distributieland" gericht op de promotie van Nederland als distributieknooppunt, waarvoor onlangs 10 miljoen ter be schikking werd gesteld. Deze zijn van eminent belang voor de daaraan gerelateerde werkgelegenheid in Breda. Het industrie beleid staat momenteel sterk onder druk van de ontwikkeling olie prijzen, dollarkoers en renteontwikkeling; allerlei factoren die vanuit het lokaal bestuur niet of nauwelijks te beïnvloeden zijn. Die beïnvloeden de concurrentiekracht van Nederland sterk, dus ook In Breda. Zowel de werkgelegenheid als de investeringen in de industriële sector vertonen sedert eind vorig jaar een verminderde groei. Toch wil ik met enkele cijfers aangeven, dat het in onze stad ondanks deze ontwikkeling relatief gunstig gaat. Het aantal bedrijfsvestigingen neemt jaarlijks toe. De industrie leverde daarbij in de periode 1980/1986 een absolute groei van 25 vestigingen. De commerciële dienstverlening scoort met 67 vestigingen en de quartaire sector met 26 vestigingen, totaal 118 vestigingen. Dat wil zeggen dat het aantal opheffin gen en uitbreidingen, met de relatief slechte jaren 1980-1982 meegenomen, resulteert in een sterk positief saldo en min of meer evenredig over de sectoren is verdeeld. De groei van het aantal arbeidsplaatsen in 1985/1986 met ca. 1700 is bepaald geen sinecure. U mag er echter niet uit afleiden, dat zo'n groei zich automatisch zal gaan voortzetten. De daarnet door mij aangegeven terugval in de investeringsbereidheid in de industriële sector van 16,5? naar 9%, zal ook in Breda een weerslag krijgen. Wat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 770