30 NOVEMEER 1987
771
betekent dit nu voor de werkeloosheid in Breda? Door de groei
van het aantal arbeidsplaatsen daalt Breda sterk in rangorde met
betrekking tot de werkeloosheidsontwikkeling. In 1989 nam Breda
een 8e plaats in met 10.900 werkelozen. Inmiddels is Breda
terechtgekomen op de 15e plaats met 7.200 werkzoekenden. Breda
is daarmee de laagste van de Brabantse steden, ondanks het feit
dat in een aantal van deze steden zo hoog wordt opgegeven van de
high-tech-ontwikkelingen. De heer Sinke doelde ook daarop. Lou
ter op dat terrein zou Breda de slag met een stad als Eindhoven
verliezen. De impact van een TH en een Philips; dat zou een on
gelijke strijd zijn voor Breda. Onze kracht ligt breder, waarbij
veel afhangt van goede scholing en opleiding van het arbeidspo
tentieel en een goede infrastructuur voor kennisuitwisseling en
technologische ontwikkeling. De door mij aangegeven daling in de
werkeloosheid vindt vooral zijn oorzaak in de teruggang bij de
jeugdigen van 3.000 naar 1.500. Het aantal is nagenoeg gehal
veerd. Daarmee kom ik dan bij de onderscheidene doelgroepen op
de arbeidsmarkt. Het aantal herintredende vrouwen neemt sterk
toe in Breda; het aanbod echter neemt nog sterker toe, waardoor
je een ander beeld krijgt. Inmidddels hebben we in de commissie
afgesproken, dat een "plan van aanpak overall" voor de langdurig
werkelozen in Breda niet het goede uitgangspunt is. De hetero
gene samenstelling van die arbeidsmarkt en vooral van die doel
groepen leent zich niet voor een "totaalplan langdurig werkelo
zen". Afgesproken is, dat U per doelgroep een actieplan zal wor
den voorgelegd. In het recentelijk aan Uw raad aangeboden plan
van aanpak met betrekking tot de bestaande leerwerkprojecten
heeft U kennis kunnen nemen van de wijze waarop het voortbestaan
van de projecten voor een periode van 3 jaar kan worden gewaar
borgd. Hiermede is de deelname van een 300-350 jongelui op jaar
basis gewaarborgd. Deze aanpak kan nog worden versterkt als
medio 1988 het Jeugdwerkgelegenheidsplan definitief van start
gaat. Een notitie over de komende tripartisering van de arbeids
voorziening heb ik reeds In de commissievergadering toegezegd.
Vermoedelijk zullen wij in mei met die notitie in de commissie
kunnen komen. Op dat tijdstip zullen wij er meer van weten. In
de richting van de heer Koekkoek wil ik opmerken, dat dat tijd
stip ook het meest geëigende lijkt om zowel de interne als de
externe overlegstructuren tegelijkertijd onder de loupe te ne
men. Er zullen enkele zaken veranderen. De regionale adviesbu
reaus gaan toch onder het bestuur komen van de werkgevers/ werk
nemersorganisatie plus de lokale overheid. Dat betekent voor hen
andere overlegstructuren en voor ons Intern, G.A.B. G.S.D. en
dienst economische zaken een herijking van die overlegstructuur.
De heer Sinke heeft met name gevraagd alert te zijn op financie
ringsstromen voor het midden- en kleinbedrijf. Gezien de toename
van het produktievolumede winst en de werkgelegenheid in het
midden- en kleinbedrijf is deze bedrijfstak van bijzonder be
lang. Begin 1988 wordt een m.k.b.-nota aan de kamer aangeboden,
waarin de kredietregeling, startersbeleidtechnologiebeleid,
toelevering en uitbesteding en het exportbeleid aan de orde
komen. In de tweede helft van 1988 start een evaluatie naar het
functioneren van de nieuwe voorlichtings- en adviesstructuur
voor het midden- en klein bedrijf. Een heldere, gebundelde en
regionale adviesstructuur, gebaseerd op het rapport van de com-