30 NOVEMBER 1987
Kan de wethouder nog meedelen op welk moment en wie opdracht
gegeven heeft om tot onderhandelingen te komen over de eventuele
verkoop van het bibliotheekgebouw. Is dat Initiatief genomen
door de wethouder of door het hele college en wanneer?
Wethouder HOFSTé
Alle initiatieven worden altijd door het hele college genomen.
De heer GARRITSEN
Wanneer is dat gebeurd? De gemeenteraad is daarover nooit offi
cieel geïnformeerd.
Wethouder HOFSTé
Wanneer een voorstel daarover van collega Rattink komt, dan zult
U die informatie daarin vast vinden.
De heer GARRITSEN
Kunt U het op dit moment niet geven?
Wethouder HOFSTé
Ik geef het U niet; dat is iets anders. De lokale omroep stelt
het bestuur van de B.R.T.S. en ook ons voor problemen. Het
college is van mening, dat een oplossing moet worden gezocht
zonder directe overheidsmiddelen. Op dit moment wordt onderzocht
of externe middelen, waaronder bijvoorbeeld een kabelkrant, tot
de mogelijkheden behoren. Het college verwacht, dat begin 1988
dit onderwerp punt van nader beraad zal kunnen zijn in de com
missie cultuur. Dat het museum Justinus van Nassau voor Breda
behouden is gebleven, verheugt de C.D.A.-fractie, het college
maar ook de hele raad. Het streven en de wederzijdse bereidheid
zijn er om het museum nog meer in het culturele leven van de
stad te betrekken en de activiteiten meer op elkaar af te stem
men. Daarom maakt de conservator sedert een half jaar deel uit
van het overleg met directeuren van culturele instellingen. Op
één onderdeel van het cultuurbeleid is er sprake van een nieuwe
ontwikkeling, vooruitlopend op de uitwerking van de
contourennota, doch niet tegengesteld daaraan. Ik doel hierbij
op het beeldend kunstbeleid, met name de positie van de kunste
naars. De B.K.R. is, zoals U bekend is, opgeheven. Een deel van
de hiervoor bestemde rijksgelden wordt via de provincie beschik
baar gesteld voor activiteiten die de positie van de kunstenaar
kunnen verbeteren. Het gaat dan uiteraard niet aan met een be
leid te wachten. Met de kunstenaars is regelmatig overleg en
inmiddels is een aangepast beleid nagenoeg uitgekristalliseerd,
mede gestoeld op de ervaringen van de Kunstdagen die wij in 1987
hebben gehad. Begin 1988 zullen nadere voorstellen aan Uw raad
worden aangeboden. In antwoord op de vraag van de heer Koekkoek
met betrekking tot monumentenzorg wil ik zeggen, dat de monumen
tenzorg voor velen een labyrint blijkt te zijn. Daarom is ook
aan U toegezegd, dat het concrete beleid zal worden neergelegd
in een notitie, waarin alle onderdelen van de monumentenzorg
aandacht krijgen, alsmede actuele zaken.
Wethouder VAN RAAK
793