9 MAART 1987 81 hebben de fracties de ruimte om de voorstellen te toetsen aan hun eigen politieke uitgangspunten en daarover, waar nodig, met elkaar een principieel debat te voeren. Zoals gezegd, luidt ons eindoordeel over de kadernota positief, dit niettegenstaande een aantal negatieve elementen, waarop straks nader zal worden inge gaan en waarvoor onzerzijds ook enkele wijzigingsvoorstellen zullen worden ingediend. Dit positieve oordeel houdt niet in de laatste plaats verband met het relatief gunstige beeld, dat het financieel meerjarenperspectief te zien geeft. Ten opzichte van het bij de begroting 1987 geschetste beeld hebben zich nu eens geen door het rijk veroorzaakte tegenvallers voorgedaan, maar er is wel een meevaller. Na de investeringsimpuls van f 50 miljoen voor de gemeenten in 1987, kan ook voor 1988 van het rijk een zelfde impuls worden verwacht met voor Breda een structureel effect van f 0,5 miljoen, terwijl ook voor de jaren 1989 en 1990 uitzicht bestaat op het voortzetten van dit rijksbeleid. Het lijkt er op, dat met de nieuwe kabinetsperiode de gemeente- financiën in rustiger vaarwater terecht zijn gekomen. De V.V.D-fractie heeft zich altijd op het standpunt gesteld, dat de lagere overheid terecht niet werd ontzien bij de sanering van de overheidsfinanciën, maar we hebben nimmer nagelaten oneven redige kortingen op de gemeentelijke inkomsten scherp af te keuren en daarover onze Haagse geestverwanten te kapittelen. Mede onder druk vanuit de kring van de gemeentebestuurders is vanaf het midden van de vorige kabinetsperiode in politiek Den Haag geleidelijk het besef doorgedrongen, dat een einde moest worden gemaakt aan de voor de gemeenten onredelijke elementen van het ombuigingsbeleidVia moties, nu eens van C.D.A.-zijde dan weer van V.V.D.-zijde, heeft de Tweede Kamer successievelijk gezorgd voor een aantal beleidswijzigingen, zoals de invoering van de evenredigheidsnorm voor de korting op het gemeentefonds. Die maatregelen hebben tenslotte in 1986 hun neerslag gevonden in het regeer-akkoord en zijn uitgewerkt in het onder auspiciën van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten tot stand gekomen en op 17 februari jl. ondertekende bestuursakkoord tussen het rijk en de gemeenten. Mede op grond van de veranderingen in het rijksbeleid hebben wij bij de laatste begrotingsbehandeling de sombere toekomstverwachting naar aanleiding van het toen gepresenteerde meerjarenperspectief 1988-1990 enigszins gerelati veerd. Het nu bijgestelde meerjarenperspectief bevestigt ons voorzichtig optimisme van toen. Een tekort van f 8,7 miljoen in 1990, daarin begrepen f 3,6 miljoen ruimte voor nieuw beleid, steekt wel zeer gunstig af bij het beeld van enkele maanden geleden, toen een tekortopbouw oplopend tot f 13,6 miljoen werd geraamd. Als zou worden afgezien van ruimte voor nieuw beleid - wat wij overigens niet bepleiten - zou in 1988 met een heroverweging van f 257.000,kunnen worden volstaan en in de jaren 1989 en 1990 met f 2,6 miljoen respectievelijk f 5,1 miljoen. Overigens mag zeker niet uit het oog worden verloren, dat de daling van de geraamde tekorten slechts ten dele te danken is aan de rijksoverheid. Ze wordt immers in overwegende mate gerealiseerd door eigen gemeentelijke maatregelen, waar onder enkele lastenverzwaringen, zoals de verhoging van de precariorechten en de o.g.b. voor de zakelijk gerechtigden. De precarioverhoging lijkt ons wel aanvaardbaar, gezien de in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 81