2 DECEMBER 1987
8 h o
beide directeuren maar eens met elkaar spreken en kijken waar
nog eventuele geschilpunten zitten. Dat zou voorgelegd worden
aan de verantwoordelijke wethouders, collega Rattink en onder
getekende. We hopen er uit te komen en met het resultaat naar de
commisie te gaan. Als we er niet uitkomen, dan zullen we ermee
naar het college moeten gaan en dan zullen we uiteraard daar de
knopen moeten doorhakken. Ik hoop dat ik daarmee die vraag
voldoende heb beantwoord. De heer Koekkoek heeft gevraagd naar
het "rapport Rotterdam". Ik heb het niet expliciet zo genoemd,
maar in mijn beantwoording ben ik daarop wel ingegaan. Ik heb
het gekoppeld aan de nota tripartisering, die in het voorjaar
gereed zal komen. Ik heb recentelijk nog contact gehad met mijn
collega uit Rotterdam. We hebben verschillende trajecten
waarlangs wij werken eens naast elkaar gelegd. Dan zie je in
hoge mate overeenkomsten, maar je ziet ook verschillen. Daarover
hebben we met elkaar gesproken. Een van de verschillen die
Rotterdam heeft ten opzichte van Breda, is de samenwerking die
zij trachten te bewerkstelligen tussen de sociale partners aan
het eind van het traject. Dat is met name van belang voor de in
stroming van de langdurige werkelozen, waaraan je eerst veelal
werkervaring of een opleiding hebt gegeven. Door de tripartise
ring krijgen we toch een wijziging in de overlegstructuur, zowel
intern als extern. We moeten in beschouwing nemen of wij een
stuurgroep langdurige werkelozen of een stuurgroep arbeids-
inpassing moeten creëen. Hoe zou je aan het circuit naar buiten
toe vorm moeten geven? Het lijkt ons goed, ons op dat moment te
beraden of er een soort van convenant moet komen met de
werkgevers- en de werknemersorganisaties. De enige moeilijkheid
daarbij op dit moment is, dat we natuurlijk wel regelmatig spre
ken met het B.I.C., het Bredase industrieel contact. We moeten
natuurlijk werkgevers in verband plaatsen met J.W.G.-ers en an
dere jongelui die we op deze manier proberen op de arbeidsmarkt
te krijgen. De markt is uiteraard groter dan uitsluitend het
B.I.C. Daarover ben ik al met de B.l.C. aan het praten. Over de
concept-hoofdindeling van het sociaal jaarverslag het volgende.
Gisteren is aan mij overhandigd het rapport, dat de werkgroep
moest samenstellen. We hebben daarover afgesproken, dat het nog
even heel snel getoetst zou worden door degenen, die het even
tueel straks moeten uitvoeren, namelijk de gedecentraliseerde
personeelschefs en de directeuren. Gekeken zal worden of er geen
al te grote zaken in zitten, die om de een of andere reden niet
zouden kunnen. Met die toets gaat het naar het college
waarschijnlijk nog voor het einde van het jaar. Het resultaat
zal in de commissie aan de orde komen. Over de inzet
300.000,bezoldigingsgeld kan ik U op dit moment weinig in
formatie verschaffen. Er was een voorstel van het college aan
het G.O. Het G.O. zit daar nogal mee. Het heeft er toe geleid,
dat er nog een overleg is geweest met de bonden. Op dit moment
is de dienst bezig met een voorstel voor te bereiden, wat op
nieuw naar burgemeester en wethouders gaat. Het G.O. neemt zich
voor daarover op 21 december aanstaande opnieuw overleg te voe
ren. Inzake de werkgelegenheidsgelden weet U, dat het college in
de vorige bestuursperiode een overeenkomst had gesloten met ae
bonden. Dat betrof met name het afzien van een periodieke
verhoging bij bevordering en het terugdringen van overwerk. Dat