17 DECEMBER 1987 889 treft speelt de kantoorontwikkeling ook in het bestrijden van de werkeloosheid een erg belangrijke rol. Over het kernwinkelappa- raat het volgende. Met Uw instemming wil ik daar nu aan voorbij gaan, niet omdat het onbelangrijk is, maar wij zullen in deze raad zeer binnenkort over de binnenstad, het parkeren en de ontwikkeling van het kernwinkelapparaat praten. Het is daarbij evident, dat de aantrekkelijkheid van de binnenstad met zijn cultuurhistorisch model dat die heel belangrijk is en dat moet heel nadrukkelijk behoed worden. Ik verwijs U nog naar de rappor tage van het K.N.O.V., die in het begin van dit jaar in Breda is gepresenteerd. Van steden als Breda met een relatieve cultuur historische achtergrond stijgt de aantrekkelijkheid van de bin nenstad ver uit boven de grote steden in het westen van het land. In betrekkelijk korte tijd is Breda verdubbeld voor wat betreft de aantrekkingskracht in de regio, waar wij een verzor gingsgebied van ruim 300.000 mensen bedienen. Over het vrije- tijdsbeleid het volgende. Er moet eerst een discussie in de com missie plaatsvinden, voordat we in de raad daarover praten. Over de financiële middelen heb ik al gesproken. Er zit een spanning in, maar wat dat betreft bekijk ik het optimistisch. Voor de heer Van Dongen benadruk ik nog een keer het belang van de werk gelegenheid voor het individu. Daarover bestaat tussen de heer Van Dongen en het college geen enkel verschil van mening. Al onze inspanningen zijn gericht op het verlagen van de werkeloos heid, vanuit de optiek dat iemand pas daadwerkelijk tot ontplooi ing in zijn leven komt wanneer hij wil werken en daadwerkelijk kan werken. Zo lang die situatie niet is bereikt, is de lokale overheid gehouden zich de nodige inspanningen daarvoor te ver richten. Als je die balans opmaakt, dan scoren wij redelijk. We schuiven van relatief slecht in het begin naar een steeds betere positie voor wat betreft de verhouding met andere steden. Wan neer alles tegenzit, zeker op landelijk niveau, dan is geen enkel actiepunt uit deze nota of uit het preadvies in staat om dat proces te stoppen. Je kunt dan alleen in de marge iets in positieve zin bijschaven. Meerdere leden hebben gewezen op en gevraagd naar de harde kern van de werkelozen, met name 25+. Ik heb daarover al een korte opmerking gemaakt tijdens de algemene beschouwingen. Eerst hebben wij ons gericht op de schoolverla ters, omdat toen daar het probleem zat. Vervolgens zijn wij nu bezig met de categorie die daarna komt, de langdurige werkelozen van 23 tot 30 jaar. Daar zit vaak een bijzonder pijnpunt, omdat een visieuze cirkel doorbroken moet worden: geen werkervaring, te weinig opleiding, en dus geen kans op de arbeidsmarkt. De cirkel moet je doorbreken. Natuurlijk geeft een betere opleiding geen garantie op een arbeidsplaats. Het is diverse malen bewe zen, dat een betere opleiding de kansen op een baan aanzienlijk doen toenemen. Dat is wat de lokale overheid onder meer kan doen. Daarmee kom ik op de sociaal economische beschouwing van de heer Garritsen. Dat hij een andere beoordeling heeft van het rijksbeleid was mij al bekend en we hoeven ook niet daarover te discussiëren. We hebben dat overigens al in de commissie gedaan, niet hij en ik, maar zijn vertegenwoordiger in de commissie en ondergetekende. De lokale overheid en zeker dit college hebben best kritische kanttekeningen bij een aantal zaken rond het rijksbeleid. Het is wel zo dat wij aan de landelijke ontwikke-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1987 | | pagina 889