21 DECEMBER 1987
917
willen erkennen - verdiensten, vallen in twee delen uiteen, name
lijk Uw verantwoordelijkheden binnen de kerk en hetgeen de ge
meenteraad als openbaar gezag meer direct aanspreekt, Uw ver
diensten vanuit de kerk naar de samenleving toe. Ik wil toch een
enkel woord wijden aan Uw werk binnen de kerk, dat de laatste 20
jaar gekenmerkt wordt door grote verandering en beroering. On
danks deze grote tegenstelling, die het kerkvolk zo verdeeld
heeft en houdt, is Uw benadering van de kerkgemeenschap en van
de individuele gelovigen daarin hetzelfde gebleven, hetgeen door
iedereen met respect en waardering wordt bezien. In Uw pastorale
benadering zijn niet de structuren binnen de kerk bepalend, maar
zo duidelijk de mens; het geweten van elke mens wordt als maat
staf voor diens handelen benadrukt: de kerk is een kerk van
mensen. Dit heeft de basis gevormd voor het realiseren van een
evenwichtig overleg tussen leken en geestelijken binnen de kerk
van Nederland. Men heeft U wel eens geschetst als een bruggen
bouwer, die de kloof tussen de leiding en de basis van de kerkge
meenschap tot elkaar tracht te brengen en bijeen te houden. Ook
Uw ondervoorzitterschap van de raad van kerken in Nederland ge
durende 17 jaar getuigt van een openheid die zo zeer aansluit
bij de idealen en de opvattingen, neergelegd in de constituties
en de kreet van het tweede Vaticaans Oecumenisch concilie. Het
derde aspect van Uw ambt houdt in het bijzonder verband met Uw
activiteiten vanuit de kerk naar de samenleving toe, waarbij in
het oog springen het voorzitterschap van Pax Christi Nederland
en het vice voorzitterschap van Pax Christi internationaal. Hier
bij is de verhouding staat en kerk in het geding en kan men zich
afvragen of en zo ja welke taak hier voor de kerk is weggelegd
en welke opvattingen de kerk hieromtrent huldigt. Toen ik daar
over gisteren zat na te denken en mijn bescheiden bibliotheek
raadpleegde, vond ik gelukkig nog de teksten in het boek van
Karl Rahn met wat decreten uit het tweede Vaticaans concilie,
met name in hoofdstuk Het politieke bestel der gemeenschap
vinden we in paragraaf 76 handelende over staat en kerk. Er zijn
enkele duidelijke opvattingen die ik graag wil citeren: "het is
van groot belang, vooral waar de maatschappij pluralistisch is,
dat men de verhouding tussen staat en kerk in een juist perspec
tief ziet en dat men duidelijk onderscheid maakt tussen datgene
wat de christen-gelovigen, hetzij afzonderlijk hetzij in groeps
verband, op eigen verantwoordelijkheid doen als burgers geleid
door een christelijk geweten, en datgene wat zij doen in naam
van de kerk onder leiding van hun herder. De staat en de kerk
zijn op eigen terrein onafhankelijk van elkaar en autonoom. Toch
zijn ze, hoewel op verschillende titel, dienstbaar aan de per
soonlijke en maatschappelijke roeping van dezelfde mensen. Door
de evangelische waarheid te prediken en alle terreinen van mense
lijke activiteiten te verlichten met haar leer, met de getuige
nis die de christen-gelovigen afleggen, eerbiedigt en bevordert
zij de politieke vrijheid en verantwoordelijkheid van de burger.
Datgene wat in de menselijke levenscondities deze wereld te
boven gaat, is onderling nauw verbonden. Ook de kerk maakt ge
bruik van het tijdelijke, voor zover haar eigen zending dit
vergt, maar zij stelt haar hoop niet op privileges, waardoor
staatsgezag is aangeboden. Ja, zij zal zelfs van sommige wette
lijke verworven rechten afzien, wanneer blijkt dat het gebruik
daarvan twijfel oproept aan de oprechtheid van haar getuigenis