919
eeuw nog gekend. Toen hij mij als kleine jongen rondleidde in de
binnenstad en allerlei verhalen vertelde, heeft hij mij die tijd
laten proeven. Toen was Breda een overzichtelijke stad; men ken
de elkaar. Een van de verhalen die hij vertelde ging over Sjefke
van Baarle, die bij de politie was. De "G" kon hij niet uitspre
ken. Als hij moest optreden in functie, zei hij: "Jod is jena-
dig, maar Sjefke niet". Mijn moeder vertelde mij over Jan van
den Brink, niet toen ik kind was, maar toen ik een opgroeiende
jongere was. Mijn moeder is gestorven in 19^0. Jan van den Brink
was een priester uit Breda die het ambt neerlegde en een voorman
werd van de Bredase socialisten. Hij liep, zo vertelde mijn
moeder, achter de rode vlag. Hij deed dat in toog en die toog
was groen, zei mijn moeder erbij. Wij hebben op het bisdom een
archief met o.a. stukken over deze Jan van den Brink en zijn
kerkelijke geschiedenis. Hij was van Bredase komaf en wel van
het bekende stalhoudersbedrijfMijn moeder heeft mij geleerd
waar het bij deze man om ging, wat hem bewoog en hoe de mensen
van hem hielden. Zo ben ik in deze sfeer opgegroeid. U heeft
gesproken over de documenten van het tweede Vaticaans concilie
en de visie tussen kerk en staat. Ik zal U vertellen over mijn
Bredase opvoeding, die ook in die geest is geschied en de inte
ressante verhouding die van ouds her bestaat tussen kerk en
burgerij in deze stad. Ik herinner mij nog een scène bij ons
thuis toen een kapelaan, die zelf uit een dorp afkomstig was
waar het kerkelijke en het burgerlijke leven meer gemengd was,
zich wilde bemoeien met de zaken in ons gezin. Daar was mijn
moeder op geen enkele wijze van gediend. Toen ik jong-priester
was werd ik aangesteld in een dorp; daar had je protestanten die
naar een protestante winkel gingen en katholieken die naar een
katholieke winkel gingen. Dat was voor mij als Bredanaar geheel
onbekend. Dat was voor mij een nieuwe situatie. In de tijd van
het katholieke organisatiewezen op alle terreinen des levens,
ook in het bedrijf van het sociale en culturele, zou mijn vader
er nooit aan gedacht hebben om zich te binden. Hij maakte ge
bruik van hetgeen wat de stad Breda recreatief aanbood. Ik heb
hierover eens gesproken met een andere priester, die uit Breda
afkomstig was en die sinds enkele jaren dood is, de heer De
Lepper. Hij heeft historische studies geschreven over de stad
Breda. Wij kwamen samen tot de conclusie dat in deze stad, waar
wij samen waren opgegroeid, geleefd wordt door bij de kerk be
trokken mensen, de gelovigen die zich in de persoonlijke zin van
het woord met de kerk verbonden voelen, tegelijk met de eigen
heid van de sferen en met name van de sfeer waarin het burger
lijke leven verloopt. De heer De Leppert zei mij: "dat heeft
toch te maken met de oranjes die zowel in Breda als in Bergen op
Zoom dezelfde geest hebben en daar een koers van tolerantie heb
ben aangegeven". Enerzijds hebben ze een standpunt, anderzijds
eerbiedigen ze hoe mensen zijn en laten ze de beslissingen daar
waar zij thuishoren. Ik wilde U dat graag vertellen. De zaak,
die U uiteenzette, is voor mij niet een kwestie van leer, maar
daarin ben ik opgegroeid. Dat is voor mij leven. Dat heb ik van
huisuit en dat hoort eigenlijk bij de atmosfeer die deze stad
kent en niet van vandaag of gisteren, maar vanaf dat ik Breda
naar ben en langer. Ik zeg het U ook graag omdat de motieven,
die U uitgesproken heeft en die U tn de raad van deze gemeente
ertoe gebracht hebben om mij ereburger te maken, betrekking heb-
21 DECEMBER 1987