7 MAART 1988
100
nieuwing het volgende. De komende jaren zal de Haagse Beemden zijr
verder afgebouwd moeten worden. De nieuwbouwcontlngenten worden dat
echter minder en met ingang van 1989 krijgt Breda geen bodemcon- heer
tingent meer, omdat formeel de groeistadstaak afloopt. Daarnaast tere
is het zo dat het ruimtelijke ordeningsbeleid van lagere over- daar
heden is gericht op verstedelijking. Steden moeten levend blij- aant
ven, maar dat kan alleen wanneer wij als stad daartoe de moge- en
lijkheden hebben. Op welke wijze is daarbij medewerking van Den stas
Bosch en Den Haag te verwachten? Regelmatig is in de pers te le- bove
zen over de regionale volkshuisvestingscommissie. Hoe is de posi- het
tie van Breda in die commissie in 1989? Nu de totale mogelijk- neme
heden voor nieuwbouw in de gesubsidieerde sector afnemen, wordt belc
een goed beheer van het huidige woningbezit essentieel. De hui- onde
dige regeling voor particuliere woningverbetering hebben wij van
onlangs bij het meerjarenplan stadsvernieuwing uitgebreid, maar alle
de rijksregeling voor verbetering van huurwoningen is echter deze
weer verminderd. Dat betekent dat woningbouwverenigingen met king
elkaar nauwelijks iets te verdelen hebben. Als we dan naar de gran
woningbouwvereniging volkshuisvesting Breda kijken met een groot wil
aandeel vooroorlogse woningen in haar bezit, dan maken wij ons de s
naar de toekomst toe grote zorgen. Is het bedrag dat in de kader- laat
nota 1989 voor het woningbedrijf is opgenomen onder de risico's rede
nu het bedrag dat de gemeente kwijt is bij de verzelfstandiging voet
straks? Binnenkort verschijnen enkele nota's die voor de ruimte- goec
lijke ordening van Breda van groot belang zijn. Eén ervan is de ovei
structuurschets of structuurnota in het verlengde van de nota die
stedelijk beheer. De P.v.d.A.-fractie heeft herhaaldelijk een die
pleidooi gehouden voor het concept stedelijke vernieuwing. Wij conc
verstaan daaronder een visie op de stad: waar wordt gewoond, maai
waar komen industrieterreinen en kantoren; hoe gaan we om met ons
recreatie en vrije tijd; hoe vangen we de vergrijzing op, hoe manl
handhaven we het groen en de historische binnenstad en hoe finan- delj
eieren we dit? Daarnaast moet er aandacht zijn voor de buurten, behc
waarbij buurtbeheer een belangrijk middel is. Deelt het college gesc
deze visie? De P.v.d.A.-fractie verwacht van de nota een ment
samenhangend beleid van stedelijke vernieuwing binnen onze stad. de j
Wordt de westtangent behandeld in de nota en op welke manier? ten.
Naast een stedelijk interne functie heeft de structuurnota naar om 1
onze mening ook een externe functie. Nu binnenkort de vierde func
nota ruimtelijke ordening verschijnt met - volgens zegt
kranteberichten - een sterk accent op de randstad, is het goed is
de potenties van Breda scherp te profileren. Steden moeten daai
leefbaar blijven terwille van de werkgelegenheid, het onderwijs sprc
en de culturele voorzieningen. Hoe voorwaardenscheppend is Breda nogr
zelf om de centrumfunctie waar te maken? Ik denk hierbij aan de relc
onderwijsvoorzieningen. Deze kadernota 1989 geeft een - nog voor- de
zichtige - financiële verbetering te zien. Naast geld is ook de akk<
inhoud van belang. In mijn beschouwing heb ik de vele nota's be- ati<
trokken die mede op grond van het program-akkoord zijn of worden hoec
opgesteld. Toekomstgericht werken, doelgericht besturen en ver- ied*
groting van de samenhang in het beleid zijn de kernbegrippen die nen
onder deze plannen voor Breda liggen. De P.v.d.A.-fractie gaat del:
ervan uit dat bij de begroting 1989 een eerste balans kan worden nn{
opgemaaktpak
veri
De heer SINKE met*
De kadernota 1989 roept bij het C.D.A. tweeslachtige gevoelens maa:
op. We zijn redelijk tevreden over het financiële beeld, maar we zou
weten eigenlijk niet of we wel tevreden mogen zijn. Tevreden dan