7 MAART 1988
109
college de veronderstelling, dat een welzijnskorting van
f 386.000,wel kan worden gehaald en een bezuiniging van
f 683.500,niet? Wat is bij zo'n naar onze indruk betrekke
lijk willekeurige cijferopstelling het achterliggende beleid?
Hoe wordt de restantkorting verdeeld over de verschillende
deelterreinen? Wat stelt het college zich voor te doen bij
eventuele verdere welzijnskortingen? De kadernota geeft geen
enkel inzicht in het beleid dat met betrekking tot deze
vraagpunten wordt gevoerd. Ook voor de diverse taakstellingen,
zoals die van cultuur, voor sport en recreatie en met betrekking
tot de overhead van de welzijnsdienst geldt dezelfde onduidelijk
heid. Het is daarom naar de mening van de V.V.D.-fractie nood
zakelijk binnen afzienbare tijd te komen tot een consistent
welzijnsbeleid. Dat brengt rust in de ambtelijke organisatie en
duidelijkheid voor groeperingen en instellingen. Dat is temeer
nodig, omdat de specifieke uitkeringen binnen enkele jaren
zullen worden afgebouwd en opgenomen in de algemene uitkering
uit het gemeentefonds. Door deze decentralisatie zal meer inhoud
moeten worden gegeven aan een eigen gemeentelijke keuze bij het
toedelen van de financiële middelen. Een heldere stellingname
ten aanzien van het voorzieningenpeil voor de diverse terreinen
van het welzijnsbeleid is dan geboden. De manier waarop de naar
het oordeel van het college benodigde opvang voor de welzijns
korting bij elkaar wordt gesprokkeld, geeft er geen blijk van
dat nu reeds een consistent voorzieningenbeleid voor deze sector
voorhanden is. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat ook voor
andere onderdelen van de kadernota geldt, dat het onderliggende
beleid veelal onvoldoende wordt verwoord. Daardoor leent de
kadernota zich nauwelijks voor een inhoudelijke beleidsdiscus-
sie. We moeten met spijt vaststellen, dat de verwachtingen in
dit opzicht niet zijn waargemaakt en de kadernota nog te zeer
een financieel-technisch stuk is gebleven zonder inzicht te
geven in de beleidsdoelstellingen. Deze nota lijkt heel sterk op
de eerste kadernota uit 1986, die we 3 jaar geleden hebben behan
deld. Ook de symboliek wijst weer in de richting van een terug
keer naar de oude toestand. De outillage van deze vergadering,
het ontbreken van de sprekersstoel die vorig jaar voor de eerste
keer werd gebruikt, getuigt op symbolische wijze dat deze kader
nota geen volwaardig beleidsstuk zoals de begroting is. Vorig
jaar was er enige hoop, dat de begroting en de kadernota gelijk
waardige stukken zouden worden maar dat is duidelijk niet het
geval. Het college heeft de sprekersstoel op de rommelzolder
gelaten. Is er enige hoop dat de kadernota in de toekomst zal
uitgroeien tot een volwaardig beleidsstuk, zoals dat indertijd
werd beoog*}? Inzake de heroverwegingsoperatie 1988-1990 bevat de
kadernota het langverwachte voorstel tot een andere Invulling
van de taakstelling voor de sportsector. Het college is na
ampele overwegingen tot de slotsom gekomen, dat handhaving van
het oorspronkelijke voorstel tot afstoting van de voorzieningen
in het Van Sonsbeeckpark geen begaanbare weg vormde. De V.V.D.-
fractie wil niet nalaten het college te prijzen om zijn wijs
heid, maar betreurt dat het college niet eerder tot dit inzicht
is gekomen. Ten tijde van de behandeling van de kadernota 1988
stond Immers al vast, dat voor de verplaatsing van N.A.C. naar
een andere accommodatie geen reële mogelijkheden voorhanden
waren en dat dus de Van Sonsbeeckpark-operatie niet uitvoerbaar
zou zijn. Als enige van de grote fracties heeft de V.V.D.-frac
tie zich van het begin af aan zonder omwegen tegen dit onderdeel
van de operatie verzet. Zowel bij de raadsbehandeling van de