126
Notulen van de voortzetting van de behandeling van de Kadernota
1989 op 8 maart 1988.
Voortzetting van de behandeling van de Kadernota 1989.
AANWEZIG: DE HEREN P.M. FEIJ, VOORZITTER; A.C.A.M. ADANK, ME
VROUW J.M.A. VAN BERGEN-NIJEHOLT, DE HEER C.G. BERKHOUT, MEVROUW
L. VAN BEUSEKOM-NIXDE HEREN A.G.J.M. DEN BOER, J.O.E. BOER, ME
VROUW M.J. BOIDIN-VAN HOEVE, DE HEER J.L. BOKKELKAMP, MEVROUW
J.M.J. BROSKY-WESTDORP, DE HEREN E. DE BRUIJN, L.J. VAN DE CAS-
TEEL, MEVROUW H.W.D. DAMMER-NOORMAN, DE HEREN N.M.E.C. DERIJC-
KERE, H.C. VAN DONGEN, W.P. VAN DONGEN, N. GARRITSEN, J.P.M.
GOOS, DE DAMES M.P. HEERKENSM.M.C.W. HEESSELS, DE HEREN J.H.J.
HOFSTé, WETHOUDER; A.W. KOEKKOEK, MEVROUW E. KRIENS, DE HEREN
E.J.M. DE LEEUW, H.A. MARTENS, MEVROUW A.W. NEEB-WIEGERSMADE
HEER J.C.N. NUITERMANSDE DAMES IJ. DEN OUDEN-JANSENM.L.A.
PAULUSSEN, C. PELLISE. PLES, DE HEER H.J.F. VAN RAAK, WETHOU
DER; MEVROUW E.W. RATTINK, WETHOUDER; DE HEREN F.L.M. RöMKENS,
WETHOUDER; R.G.P. SANDBERG, WETHOUDER; H.L. SINKE, J.P.W.A.A.M.
TAKS, MEVROUW J. WOUTERS-KOOTSTRADE KEREN J.A. VAN DEN WIJN
GAARD, G. ADRIAANSENLOCO-SECRETARIS.
AFWEZIG: DE HEER A.B. GROSFELD.
De VOORZITTER opent de vergadering om 19-30 uur met het gebed.
De VOORZITTER
Dames en heren, we zijn vanavond toe aan het antwoord van het
college op de toespraken van de fractie-voorzitters van gisteren
avond. Gaarne zeg ik U dank voor het positieve onthaal dat de
Kadernota 1988 ten deel is gevallen. Wij zullen als college
trachten hierop zo goed mogelijk in te spelen. Door C.D.A.,
V.V.D. en D'66 zijn enkele opmerkingen gemaakt over de - wat ik
zou willen noemen - status van de Kadernota. Daarbij zaten de
sprekers bepaald niet op één lijn. Naar het oordeel van de
V.V.D. is de Kadernota nog teveel een financieel-technisch stuk.
De heer Sinke waarschuwt voor een vervlakking van de Kadernota
in relatie tot de begroting. De heer De Leeuw verzoekt daaren
tegen de hoofdlijnen van beleid in de toekomst weer bij de be
handeling van de Kadernota te betrekken. Op de toekomst
gerichte beleidslijnen zijn volgens hem in deze nota nauwelijks
te vinden. Mag ik als voorzitter van Uw raad nogmaals het dilem
ma schetsen waarin U bent terecht gekomen met de vaststelling
van het programakkoord 1986-1990? Aangezien de onderhandelaren
in 1986 zo vriendelijk waren mij de gelegenheid te bieden mijn
gedachten ter kennis van de onderhandelingsdelegaties te bren
gen, heb ik - overigens tevergeefs - gepleit voor een uiterst
summier akkoord op hoofdlijnen met een "openbreek-clausule"Om
hun moverende redenen is daarvoor niet gekozen en is er een op
alle beleidsterreinen zeer gedetailleerd, 27 pagina's tellend
akkoord gesloten, zonder "openbreek-clausule"Toch zal ik des
gevraagd mijn advies in 1990 herhalen. Ik noem U slechts enkele
argumenten die mij daartoe brengen. Allereerst is het noch voor
het rijk, noch voor de lagere overheden evenmin als bijvoorbeeld
voor het bedrijfsleven in deze tijd mogelijk om een beleid voor
vier jaar vast te leggen. Ik praat dan over het bedrijfsleven
maar ook over de overheid. De daling van de dollarkoers en de
daarmee gepaard gaande effecten voor de werkgelegenheid, de