8 MAART 1988 131 Ik zal beginnen met de sector economische zaken en werkgelegen heid. Meerdere fractie-voorzitters hebben hun zorg uitgesproken over de werkgelegenheidsproblematiek, de benodigde middelen, als mede de coördinatie die noodzakelijk is. Voorts is de positie van Breda naar voren gebracht zoals deze is verwoord in het rap port "kansen voor Brabantse steden" en waarschijnlijk ook in de ^e nota zal zijn verwoord. Of liever gezegd niet wordt verwoord overeenkomstig de positie zoals wij menen dat die is en waarvoor wij voldoende concrete aanwijzingen hebben. Met de raad vinden wij de werkgelegenheidssituatie zorgelijk. Dat is die ook zolang zoveel mensen ongewild in Breda baanloos zijn. We moeten de Bredase situatie wel vergelijkenderwijs bezien. Breda is geen economisch eiland. Hoe we het ook bekijken, Breda en West-Bra bant zijn geen probleemgebieden waarnaar bijzondere gelden toe zullen stromen. Ik zeg het maar op voorhand. Werkeloosheidsper centages van 13,8% voor regio Breda en 12% voor West-Brabant tegenover een landelijk gemiddelde van 1^,3%, nauwelijks aan grijpingspunten om een bijzondere positie voor deze regio te claimen. Ook moet de gunstige ontwikkeling van een werkeloos heidsdaling van 20,6% in de regio Breda in 1983/198li naar 13,8% niet uit het oog worden verloren. Nogmaals, je kunt geen bijzon dere situatie claimen. De heren Koekkoek, Taks en Sinke spreken over de in de komende jaren voor de aanpak van de werkeloosheid beschikbare financiële middelen. Deze zorg is, gelet op het be slag dat de komende jaren wordt gelegd op het Werkgelegenheids- fonds, begrijpelijk. Wij willen wel benadrukken dat de finan ciële armslag voor de aanpak van de werkeloosheid t/m 1990 is verzekerd. Niet alleen is voortzetting van de huidige leer- en werkprojecten gegarandeerd, ook een verdere versterking behoort tot de reële mogelijkheden. Mede afhankelijk van de resultaten die dit jaar zowel met het jeugdwerk-garantieplan als met de medio dit jaar op te starten heroriënteringsaanpak worden opge daan, zullen beide in 1989 verder worden uitgebouwd. Financieel betekent dat een niet onaanzienlijke uitbreiding van de voor de werkeloosheidsbestrijding in Breda beschikbare middelen. Er is recentelijk een notitie naar de commissie economische zaken gezonden. F 1,5 miljoen in 1987 en we zijn in staat in 1988 dat bedrag structureel op te trekken tot 2,5 miljoen. Wat betreft de financiële kaders voor nè 1990 is het vooralsnog prematuur hierover uitspraken te doen. Noch het zich snel wijzigende rijksbeleid met allerlei financiële mogelijkheden in het kader van het jeugdwerk-garantieplan, noch de werkeloosheidsontwikke lingen laten zich adequaat voorspellen. Wel is het zaak beide nauwlettend te volgen, zodat tijdig kan worden gesignaleerd welke knelpunten zich in deze dreigen voor te doen. Wij zijn voornemens jaarlijks - bij de aanbieding van de Kadernota - het financiële perspectief voor de komende jaren op hoofdlijnen te schetsen. Uiteraard zullen we ons voortdurend blijven inspannen om vanuit het' rijksbeleid externe geldstromen richting Breda te doen sluizen. Ik zei U al, wat dat betreft nemen de kansen ge woon af. Er is zowel op rijks-, op provinciaal als op E.G.-ni veau een herijking van het bestaande beleid bezig. Er zijn twee hoofdsporen te onderscheiden. Het eerste spoor is de stimulering van de sterke regiocomponenten door middel van samenwerkingspro jecten tussen bedrijven onderling en met kennisinstituten, met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 131