30 MAART 1988 203 de gelden uitgegeven worden. Als je Breda een beetje kent en je ziet op de lijst welke kunstenaars en galerieën er gekocht heb ben, dan rijzen er best een aantal vraagtekens. Het is dan te recht dat er gezegd wordt, dat die zaak eens uitgezocht moet wor den. Voor het beoordelen van de zaak is de vraag van mevrouw Neeb heel terecht, namelijk of er wel zorgvuldig omgegaan is met de gelden. In het begin spraken we over f 300.000,voor ver koop; er bleek een telfout gemaakt te zijn, want het was f 200.000, Eerst was er sprake van een overschrijding met f 50.000,na opnieuw rekenen was het f 25.000,Op die ma nier kun je nauwelijks werken. Het voorstel is veel te laat naar de raad gekomen. Op zo'n manier kun je eigenlijk niet werken. Om voor 1988 een begin te maken met een kunstenaarsbeleid, is op de ze manier echt niet mogelijk. Mevrouw PAULUSSEN Dit geld is bedoeld voor de versterking van de positie van de kunstenaars. Mevrouw Neeb heeft dat ook al gezegd. Wij vinden dat alles in het werk gesteld moet worden om inderdaad de posi tie van de kunstenaars te versterken. Wij vinden het een slechte zaak, dat het voor 1987 op deze wijze is gegaan. We hebben in de fractie naar aanleiding van de bespreking in de commissie een uitvoerige discussie gehad. Wij vinden dat het geld niet bij in stellingen terecht moet komen, noch gemeentelijke, particuliere, bestaande of toekomstige. Het moet rechtstreeks en volledig bij beeldende kunstenaars terecht komen. Als er voor 1988 beperkte middelen zijn en er een grote groep kunstenaars is, dan vragen wij ons af of je niet heel nadrukkelijk moet luisteren naar wat er in de kunstenaarswereld aan ideeën leeft om op een bepaalde wijze het geld zo objectief mogelijk te kunnen verdelen. Wij be grijpen uit het voorstel, dat de kunstenaars en hun vertegenwoor digers bij de toekomstige besteding betrokken worden. Wij vinden namelijk dat subsidie op aankopen en een aanleg van een stadscol- lectie niet direct bijdragen aan de inkomensvorming van de kun stenaars. Wij zullen het definitieve plan voor 1988 op de ideeën die bij de kunstenaars zelf leven en onze gedachtenbepaling dat het geld rechtstreeks de versterking van de positie van de kun stenaars moet betreffen, toetsen en beoordelen. De heer DERIJCKERE Ik heb met stijgende verbazing zitten luisteren naar het verhaal van de heer Koekkoek. De heer KOEKKOEK Dat kan ik me voorstellen, want U was niet in de commissieverga dering. De heer DERIJCKERE Nee, maar wij praten ook binnen de fractie over datgene wat in de commissie is geweest. Ik heb begrepen, dat het niet de lading dekt van de discussie in de commissie. Of het een zij-aanvaring of een frontale aanvaring is, iedere aanvaring veroorzaakt scha de. Dat is op deze wijze en op dit moment niet op z'n plaats. Wellicht is het zo dat de heer Koekkoek ten aanzien van andere situaties die wellicht vergelijkbaar zijn op dezelfde wijze zou

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 203