30 MAART 1988 207 en klaar voorstel. Toen richtte zich de kritiek vanuit de commis sie met name op de wijze van het presenteren van het voorstel en de interpretatie van het denominatie-onderzoek. Op het allerlaat ste moment is toen het college met een ander raadsvoorstel geko men met daarin specifiek opgenomen punt 5» waarin uitspraken ge daan werden over de discussie met betrekking tot het denominatie- onderzoek. Wij hebben, net als D'66 en de V.V.D., begrepen dat de discussie zich in de commissie zou afspelen. De wethouder zegt in de commissie, dat er verschillende verwachtingen zijn ge weest tussen de leden van de commissie en tussen het college. Ik vraag me dan af of de hele discussie, die zich rondom 28e septem ber j.l. heeft afgespeeld waardoor er een wijziging op het raads voorstel is gekomen, wel goed is overgekomen. Ik ben er vanuit gegaan dat het belang wat de raad hechtte aan het denominatie-on derzoek naar voren is gekomen. Ik had het niet meer dan een logi sche zaak gevonden als het denominatie-onderzoek in de commissie op zijn minst goed ter discussie had kunnen komen. Nu heeft die discussie zich afgespeeld binnen het college. Het heeft zich dus helemaal aan het beeld van de raad onttrokken. Ik wil daarmee niet zeggen, dat er binnen het college niet goed gediscussieerd zou zijn over het voorstel. Ik vind alleen dat de raad daarbij betrokken had moeten worden. Het college heeft gekozen voor het eerste model en is gaan onderhandelen, zoals uit de stukken blijkt, over 12 lokalen voor het openbaar onderwijs, 8 lokalen voor het nuts-onderwijs en 20 voor het katholiek onderwijs. Het uiteindelijke resultaat is dit voorstel. Wat mij in de commissie niet duidelijk is geworden is, waarom nu juist het openbaar on derwijs dat ene lokaal heeft moeten inleveren. Was de overeen stemming tussen de 4 schoolbesturen voor het college van zo'n groot belang, dat er voor deze constructie is gekozen? Hoe hard heeft het college aan de andere kant als het bestuur zijnde van het openbaar onderwijs aan het ene lokaal getrokken? Dat is mij niet duidelijk geworden. Kan de wethouder daarover nog iets zeg gen? Mijn fractie wil de toezegging aan het college vragen om alsnog het denominatie-onderzoek en de daarbij behorende uitwer kingen in de commissie te bespreken, omdat die discussie waar schijnlijk in de toekomst bij de instandhouding van scholen in de stad van belang kan zijn. Gezien de uitspraak die het C.D.A. heeft gedaan in de commissie, dat eigenlijk alleen de feitelijke belangstelling bepalend zou moeten zijn, lijkt het ons toch zeer belangrijk die discussie zeker in de commissie nog een keer te voeren. De heer GARRITSEN Voorgaande spreekster heeft al aangegeven waar de pijn wringt en dat is inderdaad het denominatie-onderzoek wat gehouden is. Op basis daarvan behoor je eigenlijk tot een aantal conclusies te komen van waaruit je als gemeenteraad en als college gaat werken bij de invulling van plannen voor vestiging, uitbreiding en even tueel inkrimping van scholen. Tot op dit moment is dat niet ge beurd. Op dit moment ligt er weer een voorstel voor de Haagse Beemden. Nu kunnen we gaan stoeien zoals de P.v.d.A. doet: een lokaal meer of minder. Je moet het in een wat ruimere context zien. Er is hier een raadsmeerderheid die constateert, dat het bijzonder onderwijs en het openbaar onderwijs op alle niveaus

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 207