30 MAART 1988
210
We moeten eens met een aantal voorzetten komen, zodat er zinnig
gediscussieerd kan worden in de commissie en dat we weten welk
beleid het college gaat voeren.
Wethouder HOFSTé
De vraag waaraan de formele stellingname van het bijzonder onder
wijs ligt, is het feit dat er eerder een plan voor scholen is
vastgesteld en dat in dat plan het bijzonder onderwijs recht had
op 11 lokalen. Indien men niet akkoord zou gaan met dit voor
stel, dan zou men recht kunnen doen gelden op eerdere plannen
die de raad heeft vastgesteld. De bereidheid was er bij het be
stuur van het nuts-onderwijs om op basis van de feitelijke be
langstelling genoegen te nemen met een minder aantal. Formeel
hadden ze recht op 11 lokalen, gezien de praktische belangstel
ling willen ze zelf 9 lokalen. Mevrouw Heessels zegt, dat er nog
niet over het denominatie-onderzoek gesproken is. Daarover is
wel in de commissie gesproken. Ik herinner me de geweldige dis
cussie die we gehad hebben. Er waren 2 of 3 mensen van de socio
grafische dienst aanwezig en het was de eerste keer dat de heer
Boer in de commissie aanwezig was. We hebben toen over het deno
minatie-onderzoek met de sociografische dienst en met mensen uit
het onderwijs uitvoerig gesproken.
Mevrouw HEESSELS
Het was niet het denominatie-onderzoek waarover we gesproken heb
ben, maar de uitwerking van het denominatie-onderzoek naar de
Haagse Beemden toe. Dat was al een uitwerking van het denomina
tie-onderzoek, dat was dus al een interpretatie.
Wethouder HOFSTé
Het rapport heeft U allemaal gekregen en daarover hebben we ge
discussieerd. We hebben ook uitvoerig gesproken over de onder-
zoeksmethodiek e.d., maar ik ben graag bereid om daarop nog eens
terug te komen. Ik moet even bekijken wanneer, want dat hangt af
van de agenda. Ik kom er een keer op terug.
De VOORZITTER
Spoedig, of is dat te veel gezegd?
De heer GARRITSEN
Dat is binnen 2 Jaar, denk ik.
De VOORZITTER
Spoedig.
Akkoord.
58. TIJDELIJKE HUISVESTING RIJKSSCHOLENGEMEENSCHAP IN HAAGSE
BEEMDEN.
De heer DE LEEUW
Ik heb een vraag over punt 3 van het besluit. Stel U voor dat de
staatssecretaris ons niet gewillig wilt zijn om die f 150.000,
te verrekenen. Wat gebeurt er dan?