30 MAART 1988 216 De heer DE BRUIJN Het plan wat voor ons ligt, het vervolg op de nieuwe Wet perso nenvervoer, heeft positieve en negatieve kanten. Een van de posi tieve kanten is dat het decentralisatie betekent; het beleid kan dichter bij het niveau gevoerd worden waar het eigenlijk thuis hoort. We moeten wel op onze hoede zijn, want decentralisatie van beleid wil ook nog wel eens leiden tot het makkelijker kun nen doorvoeren van bezuinigingen naar beneden toe. Daarop moeten we allemaal heel kien zijn. Openbaar vervoer is ons inziens een belangrijk servicemiddel voor de Bredase burgers. Dat heeft te maken met de onveiligheid die de mensen toch voelen op het mo ment dat ze hetzij met eigen auto hetzij op de fiets gaan. Het milieu kan enigszins in ogenschouw worden genomen. Een van de weinige zaken die de gemeente tenslotte in handen heeft is het bevorderen van het openbaar vervoer in haar eigen gemeente, moge lijk ten nadele van het particuliere autoverkeer. Daarnaast is de bereikbaarheid van verschillende voorzieningen binnen Breda erg belangrijk, ook met het openbaar vervoer. Met het feit hoe de invulling heeft plaatsgevonden middels het plan wat door de B.B.A. is opgesteld, het concept-vervoersplan, hebben wij weinig problemen. Er is afgesproken tussen de B.B.A. en de gemeente, dat we een risicofonds instellen van ongeveer 1per jaar, waar voor er geld vrijgemaakt zou moeten worden. Hoe zal dat moeten gebeuren? De B.B.A. geeft in haar nota aan wat een mogelijkheid zou kunnen zijn, namelijk voor dubbellijnen en verknoopte lijnen wordt tijdens periodes met een extreem geringe vervoersvraag een frequentie van 60 minuten acceptabel geacht. Op de extreem gerin ge vervoersvraag kom ik zo terug. Vervolgens wordt er geconsta teerd, dat die uurdienst in de plaats zou kunnen komen van een 30-minuten dienst. Als we dan constateren hoe het gebruik van het openbaar vervoer is, dan vinden wij in diezelfde nota aardi ge grafiekjes die het een en ander weergeven. Als we dat als uit gangspunt nemen en dat naast het voorstel van het college leg gen, dan vinden wij daar een discrepantie in. Het college stelt namelijk voor om de frequentie van de lijnen 4 en 5 na 21.00 uur terug te brengen tot 60-minuten-frequentieDe motivatie is dat het een lijnverknoping is met als gevolg dat daar een "halfuur- dienst" mogelijk zou zijn. Wij hebben daar grote problemen mee. De B.B.A. motiveert het voorstel als volgt: het zou kunnen bij extreem laag gebruik. De cijfers die aangegeven staan in het boek duiden niet op een extreem laag gebruik van deze lijnen. Over de serviceverlening voor het publiek het volgende. Deze wijken, zoals duidelijk blijkt uit de grafiek, zijn sterk aange wezen op het openbaar vervoer en daarnaast is er een concentra tie ouderen in deze wijk. We moeten niet zomaar toegeven. De ser viceverlening en de bereikbaarheid van de voorzieningen komen daarbij allemaal terug. Wij stellen dan ook voor middels een amendement, en enkele van U kennen dat reeds, om de frequentie van de lijnen I) en 5 terug te brengen naar het huidige niveau. Je kunt zeggen: dat is makkelijk gezegd, maar waar halen we de centen vandaan? De inventiviteit van het college indachtig en uitgeprobeerd, hebben wij getracht een dekking aan te geven. Wij zijn daarbij gestuit op het feit dat regelmatig investeringen wel eens later plaatsvinden, of voor een jaar vooruit worden ge schoven. Dat komt door allerlei oorzaken, uiteraard vaak buiten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 216