28 APRIL 1988 262 B ment. Nu is er minder geld en dat wil zeggen concentratie van middelen op bepaalde gebieden en steden. Het zal budgettair neu traal gaan verlopen en dat wil zeggen: wat het rijk meer geeft aan de ene regio dat zal opgebracht moeten worden door de andere regio. Dat is een heel wezenlijk punt. De concentratie van wonen en werken in steden en het werken dicht bij de steden wordt voortgezet. Belangrijk is dat de overheid uitspreekt, en dat heeft ook een relatie tot de middelen, dat ze dit niet alleen ge stalte kan geven. Er spelen heel veel belangengroepen mee; pro vincies en gemeenten spelen hierin mee en straks ook de particu liere sector. Vroeger ging de steun naar de zwakke gebieden. Dat beleid wordt nu helemaal omgebogen; wat zwak is daar wordt min der verdeeld, wat sterk is daar wordt extra versterkt. Dat is het nieuwe beleid. Dat wil dus ook zeggen, dat provincies en ge meenten zich op eigen kracht moeten kunnen ontwikkelen. Dat kan alleen als er extra rijkssteun bijkomt, waardoor het rendement van de activiteiten en investeringen versterkt wordt. Het is heel moeilijk voor een stad als Tilburg om van de ene kant te zeggen: we hebben I.P.R. extra steun nodig omdat we een zwakke regio zijn en aan de andere kant nu te claimen: we nemen een po sitie van een hele sterke stad, van een hele sterke regio die met rijkssteun nog sterker kan worden. Gemeenten moeten zich dus op eigen kracht kunnen ontwikkelen. We moeten dus kunnen aanto nen dat we zelf al veel kunnen. Daarom hebben we ook in de eer ste brief gezet: "We kunnen het zelf best, maar het kan nog be ter". Dat is namelijk een van de essenties van de vierde nota. Deze nota doet ook iets nieuws. Vroeger werd gesteld dat het eco nomisch centrum van Nederland werd gevormd door de randstad. Dat standpunt is verlaten. Er is nu gekozen voor een economisch kern gebied, wat wij noemen de stedenring centraal Nederland. Dat is dus de lijn randstad, Utrecht, Gelderland, afdalend naar Eindho ven, terug naar Breda en dan omhoog. In centraal Nederland zit ten dus niet Bergen op Zoom en Roosendaal, maar die zitten wel in de Brabantse stedenring. Als U in het boekje kijkt, dan ziet U dat de rode arcering een ruit te zien geeft waarvan Breda de linker benedenhoek is. Dat is een erkenning van het feit dat Gel derland en Brabant erg belangrijk zijn ook in de toekomst voor de economische ontwikkeling van ons land. Deze nota kijkt over de grenzen heen. Dat is heel begrijpelijk omdat 1992 een markant punt is in de ontwikkeling. Wij gaan dan toe naar een Europa waarin het verkeer van goederen, mensen en kapitaal etc. abso luut vrij is. Dat betekent dat Nederland straks komt te liggen aan de rand van dat Europa. Wil ze haar positie daarin waarma ken, dan zal er een relatie moeten zijn met andere concentraties in Europa van stedelijke activiteiten, kijkt U bv. naar alle mo gelijke regio's in Europa. Wij kijken naar de meest dichtbije concentraties, denkt U aan Maastricht, Luik, Aken etc. Als je over de grens kijkt, dan moet je ook kijken naar het gebied Ant werpen, Brussel, Gent.Op een van de plaatjes staat dat gebied met dezelfde arcering aangegeven als een economisch zwaartepunt. Breda bevindt zich dus tussen de randstad aan de noordzijde en het economisch gebied Antwerpen, Brussel, Gent aan de zuidzijde. Nieuw in de nota is het punt van de stedelijke knooppunten. De filosofie is dat de grote investeringen die het rijk zal doen en de belangrijke functies die in de komende 25 jaar in Nederland

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1988 | | pagina 262B