26 MEI 1988
276
al nitief geregeld worden. De vier corporaties zullen samen het bou-
:>r wen, verdelen en beheren van de sociale woningbouw regelen. In
3- het saneringsrapport van 1986 zijn enkele mogelijkheden opgeno-
0— men die tot een extra bijdrage voor het gemeentelijk woningbe-
3e drijf zouden kunnen leiden. Dat zijn de rijksbijdragen, een com-
sn plexsplitsing, een rente-conversieverrekening en de verkoop van
an woningwetwoningen. Op basis van dit rapport is met het rijk on-
sd derhandeld en naar wij geloven en vertrouwen is deze onderhande-
t, ling hard gevoerd. Zo is ook de informatieverstrekking tot het
D- uiterste gevoerd en is er het maximaal haalbare uitgehaald. Nu
3- worden we geconfronteerd met een bijdrage van het rijk die niet
zijn de criteria die de staatssecretaris zelf stelt in de MG
8639, waarin de positie van de woningen en de bewoners is gere
geld. Wij gaan ervan uit dat die criteria hard zullen zijn. In
Le de commissie heb ik gezegd, en ook de CD.A-fractie heeft dit
eerder in de raad gesteld, dat wij tegen een maatschappelijk ge-
'd bonden eigendom-project, een nieuw project vanuit de corporatie,
?n zijn en dat ook appartementsrecht voor ons niet reëel en zinvol
m lijkt in deze situatie. Na de financiële sanering ontstaat., een
L- vierde corporatie. De vier corporaties moeten samen de sociale
>r taken waarmaken. De vierde corporatie is de woningbouwvereniging
volkshuisvesting Breda, waarvan de bedrijfseconomische positie
1, nog niet riant genoemd wordt, maar die toch zelf haar verantwoor-
n delijkheid kan waarmaken en kan invullen. Een taak die ze als
corporatie reeds op zich heeft genomen, want ze heeft reeds de
begroting 1988 als bestuur en als ledenraad vastgesteld. De fi-
e nanciële criteria zoals ze in dit rapport zijn vastgesteld, heb-
j ben als uitgangspunten gediend, net als het rapport van de Natio-
- nale Woningraad wat daaraan ten grondslag lag. De corporatie
t staat al achter het beleid en wij wensen haar veel succes om dat
in te vullen. Belangrijk naar de toekomst toe blijft de positie
>r van deze corporatie. Belangrijk daarvoor zijn, en mevrouw Hees-
ig seis sprak daarover, de contingentverdelingen. In het convenant
zijn daarover afspraken gemaakt. Wij vinden dat die afspraken na
gekomen moeten worden. Hoe kunt U de taken publiekrechtelijk en
0-
1- alles erkent wat indertijd in het saneringsrapport stond. Als ge-
I- meente aanvaarden wijwant we hebben dat toen als positief aan-
c- gedragen, de consequenties van dat rapport. Dit betekent dat we
an de bijdrage ten aanzien van de renteconversie en de complexsplit-
n- sing in combinatie met de renteconversie opvangen en dat we de
ag verkoop van woningwetwoningen wat dat betreft voor onze rekening
at willen nemen. Dit is door de staatssecretaris uitdrukkelijk als
an voorwaarde gesteld. Hoewel dit niet zo letterlijk in het program-
am akkoord is vermeld, is er daarbij steeds vanuit gegaan, dat het
a, huidige beleid en het financiële saneringsrapport van het gemeen-
a- telijk woningbedrijf op dat moment bekend waren. Op het moment
il dat de nieuwe raad aantrad lag het rapport van 24 april 1986 op
Le tafel waar een van die mogelijkheden in stond. Nu we daarmee ge-
a. confronteerd worden staan wij volledig achter de verkoop van de
a- 300 woningen met een opbrengst van tenminste f 5 miljoen. Er
ft wordt vanuit gegaan dat de verkoop van 300 woningen f 5 miljoen
a. zal opbrengen. Mevrouw Heessels zei dat de beslissing gedele-
1- geerd is aan het college. Op welke manier wilt U de commissie
at daarbij betrekken en kan de commissie nog enige invloed uitoefe-
an nen op de criteria die daarvoor gelden? Belangrijke criteria